background image
hebben de toekomst van de patiënten sterk
veranderd. Op het vlak van de botten vertaalt
de toediening van deze geneesmiddelen
zich in een verbetering van de dikte van het
corticale bot en een significante wijziging van
de lipidensamenstelling van het beenmerg,
een effect dat kan worden vastgesteld vanaf
de 6
e
maand (8). Met deze producten kan
ook de groeiachterstand bij kinderen worden
beperkt (9) en de botmineraaldichtheid
bij volwassenen worden verhoogd (4).
Daarnaast vermindert de medicatie de
infiltratie van Gauchercellen in het beenmerg
(10). De patiënt zal op zijn beurt blij zijn
met de aanzienlijke afname van het aantal
pijnaanvallen en de pijnintensiteit, wat de
morbiditeit en het risico op botcomplicaties
aanzienlijk vermindert (11).
Naast bewijzen uit klinische studies, zowel
op klinisch als op anatomisch vlak, maken
vooral de registers het mogelijk om de
gezondheidswinst van enzymtherapie in het
dagelijkse leven te evalueren. Het hierboven
al aangehaalde ICCG Gaucher Registry heeft
hierover heel wat informatie opgeleverd, in
het bijzonder op lange termijn. Neil Weinreb
identificeerde 767 patiënten die meer
dan 10 jaar infusies kregen in het register
(34,5% van de patiënten dus) en stelde een
significante verbetering (p < 0,05) vast van
de pijnaanvallen, voor alle doses samen (12).
Datzelfde register toonde een
dosisafhankelijke verbetering aan van de BMI
onder imiglucerase, sneller bij kinderen dan
bij volwassenen, zonder dat er tot op vandaag
veranderingen konden worden aangetoond
in de incidentie van pathologische fracturen
(maar de gegevens hierover zijn weinig
consistent) (2). De incidentie van avasculaire
necrose was verminderd met 41% als de
Referenties
1. Grabowski G. Lysosomal Storage Disease 1. Phenotype, diagnosis, and treatment of Gaucher's disease. Lancet 2008;372(9645):1263-71.
2. Goker-Alpan O. Therapeutic approaches to bone pathology in Gaucher disease: past, present and future. Mol Genet Metab
2011;104(4):438-47.
3. Wenstrup R, et al. Skeletal aspects of Gaucher disease: a review. Br J Radiol 2002;75(1):A2-12.
4. Wenstrup R, et al. Effect of enzyme replacement therapy with imiglucerase on BMD in type 1 Gaucher disease. J Bone Miner Res
2007;22(1):119-26.
5. Mistry P, et al. Timing of initiation of enzyme replacement therapy after diagnosis of type 1 Gaucher disease: effect on incidence of
avascular necrosis. Br J Haematol 2009;147(4):561-70.
6. Hollak C, et al. Dixon quantitative chemical shift imaging is a sensitive tool for the evaluation of bone marrow responses to individualized
doses of enzyme supplementation therapy in type 1 Gaucher disease. Blood Cells Mol Dis 2001;27(6):1005-12.
7. Pastores G, et al. Bone density in Type 1 Gaucher disease. J Bone Miner Res 1996;11(11):1801-7.
8. Rosenthal D, et al. Enzyme replacement therapy for Gaucher disease: skeletal responses to macrophage-targeted glucocerebrosidase.
Pediatrics 1995;96(4Pt1):629-37.
9. Kaplan P, et al. Acceleration of retarded growth in children with Gaucher disease after treatment with alglucerase. J Pediatr
1996;129(1):149-53.
10. de Fost M, et al. Superior effects of high-dose enzyme replacement therapy in type 1 Gaucher disease on bone marrow involvement and
chitotriosidase levels: a 2-center retrospective analysis. Blood 2006;108(3):830-5.
11. Charrow J, et al. The effect of enzyme replacement therapy on bone crisis and bone pain in patients with type 1 Gaucher disease. Clin
Genet 2007;71(3):205-11.
12. Weinreb N, et al. Long-term clinical outcomes in type 1 Gaucher disease following 10 years of imiglucerase treatment. J Inherit Metab Dis
2012 Sep 14. [Epub ahead of print].
"Onder substitutiebehandeling treedt klinische verbetering op na 3 tot 6 maanden:
afname of verdwijning van de asthenie, de buikpijn en de botcrises. Een
vermindering van de splenomegalie en de hepatomegalie wordt vastgesteld na
1 tot 2 jaar behandeling en die vermindering gaat door tot ze zich na 3 of 4 jaar
stabiliseert. Er blijft wel een zekere mate van hepatosplenomegalie aanwezig,
vooral bij volwassenen. Radiologische respons op de botafwijkingen lijkt op te
treden na 3 tot 4 jaar behandeling
."
Dr. Hans-Georg Zmierczak (Reumatologie, UZ Gent)
Figuur 3: Infiltratie van Gaucher-cellen in het beenmerg
­ een MRI verdient de voorkeur.
behandeling vroeg werd ingesteld, dit
in vergelijking met een laat ingestelde
behandeling. Het is ook interessant om
vast te stellen dat 70% van de behandelde
patiënten na 4 jaar geen (of nog weinig) pijn
had. De pijnaanvallen waren verminderd met
80%, en die vermindering was al voelbaar
vanaf het eerste behandelingsjaar (2).
Wat zijn de andere opties?
Er bestaan ook andere, nieuwe recombinante
glucosidasen, zoals taliglucerase alfa (dat
door het EMA is geweigerd) en velaglucerase
alfa. Ze geven ongeveer dezelfde resultaten
op hematologisch en visceraal vlak, in
ieder geval op korte termijn en met een
duidelijk beperkter aantal patiënten dan
met imiglucerase. Voor de volledigheid
vermelden we nog de bijdrage van miglustat,
dat de aanmaak van glucosylceramide, een
glucocerebrosidasesubstraat, tot sfingolipiden
vermindert en aangewezen is wanneer
enzymtherapie onmogelijk is of door de
patiënt wordt geweigerd (2).
Courtesy Dr LM Poll, Duisburg, Germany
Measures in ltration of Gaucher cells into the bone as dark marrow
T1 weighted MRI
Normal
(30% triglycerides
70% water)
Homogeneous in ltration
Heterogeneous in ltration
Reduced fat content makes Gaucher in ltrated areas appear darker on T1
Figuur 2: Pathologische veranderingen
in het dijbeen.
Hemorrhagic
infarction
Necrosis
Cortical sclerosis
Osteosclerosis
Loss of cortical bone
Erlenmayer flask
deformity
ORC216N.indd 2
04/03/13 13:24
Figuur 1: Frequentie van botmanifestaties bij de ziekte van Gaucher type 1
(op basis van het jaarverslag 2010 van het Register van de ziekte van Gaucher).
O
R
C
21
6
N
Een `botziekte' met
systemische implicaties?
Dominique-Jean Bouilliez
De ziekte van Gaucher is een autosomaal recessieve lysosomale ziekte die in de grote meerderheid
van de gevallen tot uiting komt via botafwijkingen. Die zijn gemakkelijk te herkennen in een laat
stadium, maar de echte uitdaging is om ze vroeg op te sporen omdat ze aanleiding geven tot een
morbiditeit die met enzymsubstitutietherapie kan worden ingedijkt of zelfs voorkomen.
De ziekte van Gaucher is gerelateerd aan de
ontoereikende activiteit van een lysosomaal
enzym, bèta-glucocerebrosidase. Het is een
genetische aandoening (met mutaties op
het GBA-gen) die wordt aangetroffen bij één
op de 40 tot 50.000 geboorten. Ze vertaalt
zich in de opstapeling van glucosylceramide
in de lysosomen van de monocyten en
macrofagen van talrijke organen. Dit vertaalt
zich op zijn beurt in hepatosplenomegalie,
anemie, trombocytopenie, en meerdere bot-,
long- en viscerale aandoeningen. Klassiek
worden 3 types beschreven: twee van het
neuronopathische type en één van het niet-
neuronopathische type (type 1), dat het
meest voorkomt en zich voornamelijk uit in
botaantasting (1).
De meest voorkomende klachten zijn
botpijn, botcrises (zeer pijnlijke episodes met
periostale afwijkingen op röntgenfoto's),
met in meer dan 20% van de gevallen een
handicap. De meest frequente radiografische
afwijkingen zijn botmisvormingen
(Erlenmeyer flask deformity), osteopenie,
osteonecrose, spontane fracturen en
infiltratie van het beenmerg (Figuur 1) (2).
In de praktijk beginnen de letsels lokaal
met osteonecrose of onomkeerbare
osteosclerose. De letsels breiden zich eerst
lokaal uit (er wordt corticale verdunning en
misvorming van de lange botten vastgesteld)
en uiteindelijk ontstaat veralgemeende
osteopenie (3). Er kunnen ook hemorragische
infarcten en verlies van corticaal bot
optreden (Figuur 2).
De diagnose moet zo snel mogelijk
worden gesteld
De letsels zijn gemakkelijk te herkennen
in een late fase. De uitdaging voor artsen
is dus om ze vroeg te detecteren zodat
enzymsubstitutietherapie kan worden
voorgeschreven om de botmineraaldichtheid
te behouden of eventueel te verhogen
(4). Die enzymtherapie moet snel worden
voorgeschreven: ze kan immers de aan de
ziekte gerelateerde botletsels significant
verminderen. Dat is gebleken uit een analyse
van de gegevens van het register International
Collaborative Gaucher Group
, met een
incidentie van 13,8 avasculaire necrosen
per 1.000 personenjaren als de behandeling
wordt ingesteld > 2 jaar na de diagnose.
Die incidentie zakt tot 8,1 als de behandeling
wordt ingesteld < 2 jaar na de diagnose (5).
We zullen hier niet terugkomen op de
radiografische diagnostische criteria voor
de ziekte van Gaucher, tenzij dan om
u eraan te herinneren dat een MRI het
referentieonderzoek is (Figuur 3) (1, 2),
met uitzondering voor kinderen misschien.
Een ander belangrijk onderzoek is de QCSI
(Quantitative Chemical Shift Imaging) of
kwantitatieve beeldvorming met chemische
verplaatsing, waarbij de medullaire infiltratie
van de Gaucher-cellen wordt gemeten
(6) en waarmee ook de evolutie onder
enzymsubstitutietherapie van nabij kan
worden gevolgd. En tot slot is er DEXA,
waarmee de osteopenie kan worden
geëvalueerd (7).
Vroeger was de behandeling
palliatief (splenectomie,
heupprothese...) maar ondertussen
heeft de enzymtherapie de fakkel
overgenomen
Alglucerase en nadien imiglucerase,
een recombinant eiwit van humaan
bètaglucosidase (beschikbaar sinds 1992),
Ziekte van Gaucher
7%
82%
48%
37%
100
80
60
40
20
0
Bone pain
n = 1641
Prior bone crisis
n = 1573
Radiologic evidence
of bone disease
n = 1201
Decreased BMD
(Moderate or severe)
n = 339
Growth retardation
n = 1101
37%
P
er
centage of pa
tients
Marrow in ltration
Erlenmeyer ask
Ostopenia
Infarction
Lytic lesions
Anvascular necrosis
Fracture
81%
59%
49%
24%
18%
16%
7%
Radiologic ndings
Percentage of patients
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
ORC216N.indd 1
04/03/13 13:24