background image
95
l
Neuron
·
Vol 16
·
Nr 3
·
2011
praat ik niet over kanker of ernstige
ziektes. Mijn verhalen zijn immers be-
doeld om mensen aan het lachen te
brengen. In de details durf ik soms wel
verder te gaan. Zo lang ik er zelf maar
plezier aan beleef.
Hoe is de reeks Vrouwen in 't
Wit, die zowel in de smaak valt
bij gezondheidswerkers als bij
alle anderen, ontstaan?
Die reeks is geboren toen ik in het zie-
kenhuis lag voor nierstenen. Mijn ka-
mer lag toevallig naast het verpleeg-
sterslokaal zodat ik kon luisteren naar
de soms hilarische anekdotes die daar
werden verteld. Daar wou ik iets over
schrijven, ook al omdat ik heel veel
respect heb voor dat vaak onderbe-
taalde beroep waarbij op onmogelijke
uren moet worden gewerkt. En ik wou
ook wel de specialisten een hak zet-
ten. Op hen heb ik het namelijk iets
minder begrepen (ik heb niets tegen
hen persoonlijk, maar wel tegen de
manier waarop ze functioneren). Voor
huisartsen en het feit dat ze altijd be-
schikbaar zijn voor hun patiënten heb
ik wel veel respect. Maar specialisten
die je soms 3 of 4 maanden laten
wachten voor een afspraak, zodat je
in alle rust kan doodgaan, die tackel
ik maar al te graag.
Waar vindt u de inspiratie voor
uw scenario's? Trekt u het veld
in of profiteert u van toevallige
ontmoetingen?
Ik durf te zeggen dat ik profiteer, en daar
schaam ik me ook niet voor. Vooral ge-
sprekken met wetsdokters geven me veel
inspiratie. Maar ik trek zelden het veld
in. Ik hoef geen operatie te zien, of een
bevalling, of een andere technische han-
deling die zich afspeelt in het zieken-
huis. Maar ik luister wel. Mijn huisarts
heeft me heel veel medische verhalen
verteld. En als ik iets niet goed begreep,
hoefde ik hem maar te bellen of kwam
hij bij me langs.
Hoe zou u uw relatie met de
geneeskunde en de artsen
omschrijven?
Toen mijn huisarts overleed, was dat een
zware slag voor mij: hij was namelijk
mijn vriend en mijn vertrouwensper-
soon. De huisarts is voor mij meer dan
een vriend. Hij luistert. En zijn
bekwaamheid reikt veel verder dan zijn
kennis, hij houdt zich namelijk ook be-
zig met de psychologische aspecten. Hij
weet hoe het er in het gezin aan toegaat
en je kunt hem dingen toevertrouwen in
de wetenschap dat hij ze niet verder zal
vertellen... Het duurt wel enkele jaren
voor je zo'n band hebt opgebouwd, voor
je weet (met je hart, niet met je hoofd)
dat je niet zomaar altijd alles kunt zeg-
gen, op gelijk welke manier...
Wat dat betreft, schrijft u ook
met veel tederheid over de dood,
zoals in uw reeks G. Raf Zerk...
Ik ben niet bang voor de dood, maar wel
voor het afzien. Ik vergelijk het leven wel
eens met een ontrouwe vrouw die je op
elk moment kan verlaten, maar de dood
laat je nooit in de steek. Ik zie de dood
als een verlossing, zelfs al weet je niet
wat er daarna gebeurt. G. Raf Zerk is
ontstaan uit mijn passie voor kerkhoven.
Ik hou van de oude foto's die je daar ziet,
van de kennismaking met diegenen die
vóór ons zijn vertrokken en vertellen hoe
heerlijk het is om geen tandpijn,
verkoudheid, griep of andere pijn meer
te hebben. Maar je moet de dood na-
Maar je moet de dood na-
tuurlijk wel aanvaarden.
Onder meer daarom heb ik de Dood ook
een gezicht gegeven. Al blijft ze wel op
het kerkhof. Mijn Dood praat niet, ze
doet haar werk. Punt. Ook als van haar
gezicht haar gemoedstoestand valt af te
lezen. Ik geef de Dood een leven zoals
dat van een ambtenaar.
Iets heel anders dus dan uw
eigen leven?
Ik zou eigenlijk met pensioen kunnen. Op
een dag kwam de postbode langs met mijn
pensioengeld. Ik heb hem gewoon gezegd
dat hij het weer mocht meenemen. Ik heb
geen zin om met pensioen te gaan omdat ik
wil leven. Een scenarist kan niet blijven
thuiszitten, hij moet de deur uit. Een tekenaar
daaren-tegen is aan zijn tekentafel gebonden
om `technische' redenen. Als ik een ge-
zondheidsprobleem heb, kopzorgen of als
het soms wat minder gaat, dan maak ik geen
scenario's. Dan sla ik aan het knutselen, of ik
doe om het even wat tot ik weer zin heb om
scenario's te schrijven. In de praktijk, en dat
mag iedereen weten, ga ik als ik `scenarist'
ben na het middageten 2-3 uur in mijn luie
stoel liggen. Zonder muziek, totale leegte.
Na een paar uur ga ik voor mijn computer
zitten en schrijf ik mijn tekst, wat vrij snel
gaat als het beginidee er is.
En uw inspiratie laat u nooit in
de steek in uw luie stoel?
Als dat gebeurt, dan ga ik iets anders
doen. Als ik niets vind voor Cedric, dan
probeer ik het bijvoorbeeld met G.Raf
Zerk. Voor Vrouwen in 't Wit heb ik altijd
mijn woordenboek bij de hand. En voor
de andere series doorblader ik mijn docu-
mentatie: over psychiaters, kerkhoven, de
Amerikaanse Burgeroorlog voor de
Blauwbloezen... Als de inspiratie niet
vanzelf komt, dan vind ik altijd wel iets in
mijn documentatie. In de Blauwbloezen
bijvoorbeeld vond ik het interessant om
het personage van Miss Walker te intro-
duceren, een vrouwelijke chirurg die echt
bestaan heeft. Een feministische vrouwe-
Een feministische vrouwe-
lijke chirurg met een onmogelijk karakter,
daar moest ik gewoon over schrijven!
Maar een reeks is altijd een
tandem. Vlot het altijd met de
tekenaar?
In het begin was het niet evident om
een tekenaar te vinden. Soms word je