background image
72
l
Neuron
·
Vol 16
·
Nr 3
·
2011
waar om te stellen dat indien men niet
aandachtig is, het niet mogelijk is de
informatie op te vangen die ons aange-
boden wordt. Het gaat dus om een
vaardigheid die aanwezig is bij alle
cognitieve activiteiten. Het is echter ook
een cognitief proces op hoog niveau,
want het maakt het mogelijk te redene-
ren en problemen op te lossen. Arbus
zegt: "Dit proces werd door sommigen,
die van waakzaamheid een eerste
vereiste maakten, gestroomlijnd, onder
meer omdat zij de aandacht onder-
steunt en deze maakt de ontwikkeling
mogelijk van uitvoerende functies om zo
te komen tot reflexieve activiteit".
Er zijn twee vormen van opmerkzaam-
heid: bij de endogene (of subjectieve,
gewilde) vorm richt de persoon zelf zijn
aandacht op een bepaalde plaats of op
een bepaald soort informatie in functie
van zijn motivatie; bij de andere, exoge-
ne (of objectgerichte, automatische)
vorm wordt de aandacht getrokken op
informatie uit de omgeving op een ma-
nier die min of meer onafhankelijk is van
zijn wil (bijvoorbeeld een deur die dicht-
valt).
Selectieve aandacht, deze die zich toe-
spitst op een welbepaald feit, moet wor-
den afgeremd en gericht op elementen
die deze aandacht afleiden en dit gedu-
rende een bepaalde tijd. Naast deze
soorten aandacht moet men er eveneens
over waken dat men de aandacht op die
manier verdeelt opdat gemakkelijk naar
andere informatie kan worden overge-
stapt en verschillende soorten informatie
simultaan behandeld kunnen worden.
Het effect van veroudering op dit proces
van waakzaamheid uit zich eveneens
door het behouden van de endogene
aandacht, maar met verandering van de
exogene waakzaamheidprocessen, een
wijziging in de capaciteit om de aflei-
dende elementen af te remmen en een
vermindering van de volgehouden waak-
zaamheid. Zo wordt het moeilijk een be-
paalde taak te stoppen en een andere
aan te vangen.
Depressie en aandacht
Bij depressie doet het cognitieve falen
zich voor op het gebied van het geheu-
gen, de besluitvaardigheid, motivatie,
opmerkzaamheid en psychomotoriek (19).
Hierbij kan opgemerkt worden dat
depressie vooral de cognitieve processen
aantast die een actieve en volgehouden
inspanning vergen. In functie van de
wijze waarop bekwaamheden worden
gebruikt, wordt een welbepaalde hoeveel-
heid energie toegewezen aan de cogni-
tieve vermogens. Deze quota verminde-
ren bij een depressie. Hoe dan ook is
depressie dikwijls zeer anders bij de be-
jaarde persoon: die kan depressief zijn
zonder zich daarom triest te voelen. Er is
een bepaalde graad van apathie, van as-
thenie, van vertraging ten opzichte van
beelden, die wijst op verlies van interes-
se, van vitaliteit, eerder dan anhedonie,
het verlies van hoop en gevoelens van
schuld of zelfonderwaardering: "Ik kan
niet meer",
eerder dan "ik wil niet meer".
Dit verschijnsel wordt ook vaak vastge-
steld bij laattijdige depressies en vascu-
laire depressies en uit zich in een weinig
stimuleerbare intellectuele energie (met
verlies van motivatie en inzet), een wijzi-
ging van de volgehouden aandacht en
concentratiestoornissen. Hierdoor wor-
den klachten in verband met het geheu-
gen vaak naar voren geschoven.
Neurodegenerescentie en
aandacht
Dit alles is belangrijk, vooral wanneer
we proberen om een amnesisch syn-
en amnesisch syn-
droom van het hippocampale type (of
het geheugen dat gegevens opslaat, wat
niet het geheugen is dat gegevens co-
deert of herinneringen ophaalt) bij de
ziekte van Alzheimer te identificeren.
Zeer schematisch kan men bevestigen
dat indien herinneringen worden opge-
slagen, men niet kan spreken van de
ziekte van Alzheimer. Ter herinnering:
stoornissen bij het coderen doen zich
voor bij depressie, angst, verwarring, al
dan niet iatrogeen, die de waakzaam-
heid soms verstoren. Het herstel zelf