background image
73
l
Neuron
·
Vol 16
·
Nr 3
·
2011
wordt verstoord in het geval van stoor-
nissen in de uitvoerende functies.
Frontotemporale dementie en
aandacht
Dit is ook zo bij frontotemporale demen-
tie, een aandoening waarvan gedrags-
stoornissen de eerste symptomen zijn.
Het cognitieve beeld wordt gekenmerkt
door dysexecutieve stoornissen met een
labiele waakzaamheid en een gebrek
aan controle. De prefrontale cortex
wordt inderdaad beschouwd als het
hoogste niveau in de hiërarchische op-
bouw van de hersenen en voert controle
uit. Tevens speelt hij een centrale rol bij
het werkgeheugen en stuurt het beslis-
singsproces (21). De prefrontale gebie-
den spelen een rol bij de controle op de
selectieve aandacht: het werkgeheugen,
het bepalen van het voorwerp van de
waakzaamheid, het nemen van beslis-
singen en het bewustzijn (22).
Hoogbegaafd zijn: is men dan
normaal maar op de rand van
abnormaal? Of abnormaal op
de grens van normaal? (23)
François Pinabel (Un. Pierre et Marie Cu-
Pierre et Marie Cu-
rie) stelt dat spreken over hoogbegaafd-
heid niet evident is. Er bestaat immers
geen consensus over de definitie van in-
telligentie en de manier waarop deze ge-
meten wordt, is vaak onduidelijk. Ge-
woonlijk baseert men zich op het IQ,
maar het gaat hier om een meting van de
intelligentie wat betreft taalvaardigheid
en logisch-mathematisch denken waarbij
de grens op 130 gelegd wordt. Dit bete-
kent dat bijna 2% van de bevolking als
`hoogbegaafd' wordt beschouwd. Blijft
nog het probleem de hoogbegaafde te be-
noemen: bevindt hij zich op een niveau
dat boven de norm ligt? Is hij intellectueel
vroegrijp? Heeft hij een hoog intellectu-
eel potentieel? Heeft hij aanleg voor grote
prestaties? Geen van deze zaken geeft de
werkelijkheid weer en bij alle wordt iets
impliciet verondersteld. Dit kan verklaren
waarom er op dit gebied zo weinig we-
tenschappelijk onderzoek werd gedaan.
Abnormaal of pathologisch?
De vraag is klaar en duidelijk: moet om-
wille van de buitengewone of abnormale
kenmerken van de hoogbegaafde hem
een status toegeschreven worden die ge-
lijkt op die van een persoon die aan een
stoornis lijdt, die daarenboven een bron
is van handicap of van lijden. Is de hoog-
begaafde dan ook pathologisch? Bestaat
er een psychopathologie van de hoogbe-
gaafde? En loopt hij meer kans op psy-
chopathologische stoornissen? Om deze
vragen te beantwoorden moet men ver-
trouwen op wat men in de literatuur
vindt. Deze is rijk aan gegevens uit ob-
servatie, maar arm aan klinische en epi-
demiologische studies. Het grootste ge-
deelte van de studies gaat over het kind
en de adolescent en weinig over de vol-
wassene of over de ontwikkeling van het
hoogbegaafde kind.
Hoe dan ook, bepaalde auteurs beschrij-
ven kenmerken van het functioneren van
de hoogbegaafde die factoren zouden
kunnen aanwijzen die bepaalde stoor-
nissen in de hand kunnen werken: dys-
synchronie tussen intelligentie, affectivi-
teit en motoriek, intellectuele geremdheid
met het ervaren van een onvolledig en
onvoldaan gevoel; een buitengewoon
scherp inzicht in de omgeving met anxi-
ogene gevolgen, gedragsstoornissen die
te maken hebben met het moeilijk aan-
vaarden van gezag, slaapstoornissen...
In de realiteit zullen deze positieve fac-
toren zich bij de hoogbegaafde dikwijls
uiten in een gebrekkige socioaffectieve
aanpassing met angstgevoelens en de-
pressie. Verder is er sociaal gezien ook
een slecht zelfbeeld, hoewel dit bijzon-
der goed is op gebied van schoolse pres-
taties. Sociaal gezien voelt men zich an-
ders en denkt men anders ervaren te
worden, met het risico van sociaal isole-
ment als gevolg. Of omgekeerd voelt
men zich persoonlijk geremd omdat
men wil zijn `zoals de anderen'.
Veelvoorkomende foute
diagnoses
Soms ligt de moeilijkheid in de differen-
tiaaldiagnose. Van bepaalde hoogbe-
gaafde kinderen denkt men dat ze lijden
aan ADHD. Men moet echter weten dat
ADHD bij deze kinderen eerder een se-
cundaire pathologie betreft, die differen-
tieerbaar is omdat de symptomen niet
constant zijn en zich geen enkel gebrek
aan concentratie voordoet. Daarbij komt
dat hoogbegaafden meer opmerkingen
hebben over regels dan dat zij ze afwij-
zen. Hierdoor komt hun verzet veelvul-
dig voor, maar het is altijd gesteund op
argumenten en niet `instinctief'. Een an-
dere differentiaaldiagnose is die van het
syndroom van Asperger. Het hoogbe-
gaafde kind dat tevens sociaal vaardig en
empathisch is, is echter ook hoogbe-
gaafd op sociaal vlak en zal deze vaar-
digheden ook buiten de schoolse omge-
ving tot uiting brengen. Maar aangezien
hier onaangepastheid op sociaal vlak
meespeelt, bestaat er een tendens teveel
de nadruk te leggen op het intellectuele.
Per slot van rekening wijzen de gegevens
van de literatuur niet op het bestaan van
een psychopathologie van de hoog-
begaafde, zelfs al bestaat er psychisch
lijden waarmee men rekening moet
houden om hem te helpen uit zijn bij-
zondere status te stappen zonder zich-
zelf te verloochenen.
Referenties
1.
Cohane G, Pope H. Int J Eat Disord 2001;29(4):373-9.
2.
Mangweth B, et al. Psychother Psychosom 2001;70(1):38-43.
3.
Williams P, King M. Lancet 1987;1(8526):205-7.
4.
Lucas A, et al. Am J Psychiatry 1991;148(7):917-22.
5.
Woodside D, et al. Am J Psychiatry 2001;158(4):570-4.
6.
Carlat D, et al. Am J Psychiatry 1997;154(8):1127-32.
7.
Sharp C, Freeman C. Br J Psychiatry 1993;162:452-62.
8.
Fichter M, Daser C. Psychol Med 1987;17(2):409-18.
9.
Tomova A, Kumanov P. Andrologia 1999;31(3):143-7.
10. Chambry J, et al. Ann Med Interne (Paris) 2002;153(3
Suppl):1S61-7.
11. Andersen A, Holman J. Psychopharmacol Bull
1997;33(3):391-7.
12. Joyal C, et al. Sex Abuse 2007;19(2):155-73.
13. Maes M, et al. Psychiatry Res 2001;103(1):43-9.
14. Gaffney G, Berlin F. Br J Psychiatry 1984;145:657-60.
15. Fuller A. JAMA 1989;261(4):602-6.
16. Rösler A, Witztum E. N Engl J Med 1998;338(7):416-22.
17. Maletzky B, et al. Sex Abuse 2006;18(3):303-6.
18. Briken P, et al. J Clin Psychiatry 2003;64(8):890-7.
19. Ottowitz W, et al. Harv Rev Psychiatry 2002;10(2):86-99.
20. Ellis H, Ashbrook P. In Fiedler K & Forgas J Eds,
Toronto:Hogrefe 1988, pp25-43.
21. Shallice T, et al. Front Hum Neurosci 2007;1:2. Epub 2008
Mar 28.
22. Siéroff E, Lavidor M. Cogn Neuropsychol 2007;24(3):243-59.
23. Pinabel F. 9
ème
Congrès de l'Encéphale, Paris. 19-21 janvier
2011. Séance plénière 2b.