dit een betwist fenomeen omdat het werd beschouwd als een psychotische ge- beurtenis waarvan men vermoedde dat ze het begin van schizofrenie aankon- digde. Bovendien maakten beschrijvingen in de allereerste uitgaven gewag van `vrouwelijke' symptomen (amenorrhea) waardoor voor dit concept geen stevige nosologische onderbouw werd uitgewerkt, temeer daar men het onmogelijk achtte gelijkaardige symptomen bij jongens te veronderstellen. Dit gezegd zijn- de, zijn er inmiddels meerdere studies gewijd aan het lichaamsbeeld bij jon- gens. Zij werden samengebracht in een meta-analyse die aantoont dat er een belangrijk verband is tussen de ontevredenheid over het lichaam en een negatief zelfbeeld. Maar wat het meest opvalt bij jongens, is het verlangen naar spieren. Duidelijk de spieren kunnen zien, is voor hen belangrijker dan de angst voor `vet' of voor een `slap' lichaam (1). Dit verklaart waarom het mogelijk is dat de symptomen van anorexia zich anders voordoen bij jongens. Het obsessieve eet- gedrag van bodybuilders wordt door velen beschouwd als een uiting van men- tale anorexia bij jongens (2). manier uit? rexia zoals die voorkomt bij vrouwen ook bij mannen? En indien deze bestaat, wat zijn dan de verschillen tussen mannen en vrouwen, als die er al zijn? Deze vraag- stelling legt uit waarom de prevalentiegegevens zeer verschillen naargelang de stu- die en waarom ze schommelen tussen 0,18/100.000 (3) en 1,8/100.000 (4), terwijl de prevalentie bij de algemene, niet-`symptomatische' bevolking schommelt tussen 0,16% (bij een compleet syndroom) en 0,76% (voor de deelsyndromen die geken- merkt worden door magerte of atypische gastro-intestinale symptomen) (5). Jean Chambry (Gentilly) merkt op: "Wat er ook van zij, indien men aanneemt dat men- tale anorexia bij mannen werkelijk bestaat, valt het op dat deze op latere leeftijd optreedt dan bij meisjes (rond 17,519 jaar), en dit na lang en moeizaam zoeken naar een diagnose (dat tot 4 jaar kan oplopen). In bijna 4 gevallen op 10 wordt zij voorafgegaan door een premorbide zwaarlijvigheid (6) en moeilijke levensomstan- digheden die bijna constant aanwezig zijn in het jaar dat aan de diagnose vooraf- gaat (verlies van een oudere broer, mislukking op sportief vlak, enz.) (7)". |