die symptomen (6), een symptoom dat ook wordt geïnduceerd door PAF als het intranasaal wordt geïnjecteerd (7). In deze stu- die was het directe verband tussen de dosis PAF en de ernst van de congestie ook heel duidelijk: de perceptie van de congestie door de patiënten verschilde dan weer sterk. Concreet hebben fundamentele studies kunnen aantonen dat in geval van allergi- sche rinitis PAF de vasculaire permeabiliteit verhoogt. Dit draagt bij aan de rinorree, trekt eosinofielen en neutrofielen aan in het ontstoken neusslijmvlies en activeert die. wen, wat aanleiding geeft tot een verhoogde secretie van hista- mine met toename van de jeuk, de vasodilatatie en het oedeem (8). Diezelfde studies hebben uitgewezen dat de PAF-receptor een receptor is die gekoppeld is aan een G-eiwit, dat wordt over- gereguleerd door de NF-kB-route en in de neus aanwezig is in de vasculaire endotheliale cellen, de submuceuze klieren, de epi- theelcellen, de mastocyten, de neutrofielen, de lymfocyten en de macrofagen (8). "Het is dus vrijwel overal in de neus aanwezig", benadrukt Wytske Fokkens. corticosteroïden evenmin, "wat verklaart waarom de allergische symptomen ondanks een goed uitgevoerde behandeling soms aanhouden en zichzelf in stand houden, merkt Wytske Fokkens op, en ze voegt eraan toe dat de talrijke mogelijke doelwitten meerdere therapeutische pisten doen vermoeden die verschil- len van diegene die we nu gebruiken: antihistaminica met meer- dere effecten en prostaglandine D2-receptorantagonisten zijn tegenwoordig de meest ontwikkelde geneesmiddelen (9). Maar er bestaan ook mastocyteninhibitoren, eosinofieleninhibitoren (10) en PAF-inhibitoren (5)." nische studies met rupatadine hebben de werkzaamheid en vei- ligheid van dit middel in de behandeling van allergische rinitis aangetoond. Rupatadine heeft een beter werkzaamheids- en vei- ligheidsprofiel dan levocetirizine. Tot slot bleek het effect ervan op het vlak van verbetering van de symptomen en van de nasale permeabiliteit snel in te treden. Daarnaast heeft het een voor- treffelijk veiligheidsprofiel op lange termijn (5) en verbetert het de levenskwaliteit van allergiepatiënten significant. ideaal antihistaminicum, in het bijzonder een antiallergisch en bijkomend anti-inflammatoir effect, zoals is aangetoond in fun- damentele studies. De resultaten daarvan bevestigden nogmaals dat rupatadine een effect kan hebben op de inductie van de eosinofielen (12). Het inhibeert ook de door eotaxine geïndu- ceerde chemotaxis van eosinofielen (13, 14). Tot slot inhibeert het de activering van NF-kB (15), "wat duidelijk aangeeft dat het complementaire ontstekingsremmende eigenschappen heeft dankzij zijn gecombineerde effect op PAF", concludeert Joaquim Mullol (Barcelona). vergelijkende studie met levocetirizine bij patiënten met sei- zoensgebonden allergische rinitis een betere symptoomcontrole geeft, meer specifiek omdat het de IgE-concentratie significant sterker verlaagt (p = 0,004), net als het aantal eosinofielen en neutrofielen (p < 0,009) (16). plaatjesaggregatie, de degranulatie van mastocyten, de active- ring van macrofagen en neutrofielen, de chemotaxis en de acti- vering van eosinofielen... (17). In die context begrijpen we beter waarom rupatadine op diermodel een significant effect heeft op het door PAF veroorzaakte oedeem en de bronchoconstrictie (18) en waarom het effect ervan zo sterk is op een model van mensenhuid met door PAF geïnduceerde eruptie (19). permeabiliteit en verergert zo rinorree en neuscongestie. granulocyten en monocyten, en verergert zo de allergische ontsteking. zo de histaminische symptomen. weefsels voor histamine en bradykinine en verergert zo de allergische symptomen. zowel in de initiële als in de late fase. Histamine is één van die mediatoren, maar is niet de enige. Een andere stof die vrijkomt bij een allerigsche ontstekingsreactie is PAF, dat voornamelijk verantwoordelijk is voor neusverstopping. Die twee mediatoren tegelijkertijd blokkeren is dus bijzonder nuttig bij allergische rinitis. En precies dat is aangetoond voor rupatadine in fundamentele klinische studies en in de dagelijkse praktijk. niezen en een loopneus (Figuur 1), maar ARIA positioneerde antihistaminica duidelijk als basisbehandeling bij allergische ri- nitis (1). De combinatie ervan met intranasale corticoïden stelt echter nog geen 50% van de patiënten in staat om hun symp- tomen goed te controleren (2). Sommige patiënten rapporteren zelfs SCUAD (Severe Chronic Upper Airway Disorder), een groep patiënten met meerdere comorbiditeiten die een andere thera- peutische aanpak nodig hebben (3). "Er zijn verschillende redenen voor dat gebrek aan controle, legt Wytske Fokkens (Amsterdam) uit: redenen die verband houden met de ziekte (genetica, betrok- kenheid van alle luchtwegen), met de patiënt (therapietrouw), de kwaliteit van de diagnose (gelokaliseerde of systemische vorm?) en met de behandelingen, die soms inadequaat zijn of niet op de symptomen gericht (4)." de allergische reactie en in het bijzonder datgene wat er gebeurt tijdens een aller- gische reactie in de acute en in de chronische fase, twee fasen waarin het belang van PAF (Platelet Activating Factor) duidelijk is aangetoond, naast dat van histamine en de bekende, klassieke factoren (5). een jeukende neus en niezen ook andere symptomen op middel- allergic rhinitis. Satellite symposium Uriach at the SERIN 2013 van allergische reacties bij patiënten met allergische rinitis Leuven: "Het Experimental Rhinology and Immunology of the Nose) is uniek in zijn soort omdat het congres is gewijd aan zowel de klinische als de fundamentele aspecten van ziekten van de bovenste luchtwegen. De aandacht gaat vooral uit naar de meest recente ontwikkelingen in het onderzoek naar ziekten van de bovenste luchtwegen: allergische of niet-allergische rinitis, rinosinusitis, infectieuze rinitis of nasale polypose (neuspoliepen). De meest relevante gegevens over de pathogenese, de genetica, fenotype en behandeling vormen de hoeksteen van de uiteenzettingen op dit congres. De informatie berustte op het onderzoek en de bevindingen van topexperts in de materie. Het doel van SERIN 2013 was ook om een stimulerende wetenschappelijke omgeving te creëren door de confrontatie van de opinieleiders, artsen op het terrein en jonge onderzoekers." |