background image
MEDI-
SfEEr
414
47
16 mei 2013
CAHieR
AGeiNG
KATeRN
AGeiNG
KATeRN
AGeiNG
ernstige hemorragische accidenten meer
doet afnemen dan een streef-iNR tussen
2,2 en 3,5. Het ging om een kleinschalige
studie: in beide groepen werd een laag,
statistisch niet verschillend aantal ische-
mische cerebrovasculaire accidenten
vastgesteld. momenteel wordt een streef-
iNR tussen 2 en 3 gehanteerd, zelfs bij
bejaarden.
Leeftijd is een onafhankelijke risicofac-
tor voor bloedingen waarover nog steeds
discussie bestaat. Het grootste probleem
met antitrombotische behandelingen bij
bejaarden zit in het feit dat bejaarden
tegelijk een verhoogd risico op tromboti-
sche én hemorragische accidenten lopen.
Dat risico op bloedingen is multifactori-
eel: er zijn de frequente ouderdomsge-
relateerde aandoeningen, maar ook de
wisselwerking met andere geneesmid-
delen ­ bejaarden nemen namelijk vaak
verschillende geneesmiddelen. Het fre-
quentste geval is dat van aspirine of niet-
steroïdale anti-inflammatoire geneesmid-
delen (NSAiD's), die de patiënt soms zelf
neemt en die niet systematisch door een
arts worden voorgeschreven.
De combinatie van VKA's en aspirine of
NSAiD's verhoogt het risico op bloedin-
gen omdat NSAiD's de plaatjesfuncties
remmen en maagletsels veroorzaken die
het risico op maagbloedingen verhogen.
Dat risico is hoger naarmate de doses
NSAiD's en de streef-iNR hoger zijn.
Daarom is paracetamol de referentiebe-
handeling tegen pijn en koorts bij patiën-
ten die antistollingsmiddelen krijgen. Tot
slot spelen ook de vitamine K-opname
en de nutritionele toestand in de ruime
zin een rol in het evenwicht van de anti-
coagulatie.
Bejaarden lopen een hoger risico op val-
partijen. Toch wordt in de praktijk zeer
vaak vastgesteld dat het risico op een val
bij bejaarden vaak enkel wordt geëva-
lueerd op basis van een subjectieve be-
oordeling van de gang. Om het risico op
valpartijen objectief te eva lueren bij be-
jaarde patiënten aan wie een arts VKA's
wil voorschrijven, zou systematisch
een uitgebreid onderzoek van loop- en
evenwichtsstoornissen moeten worden
uitgevoerd. Verder moet orthostatische
hypotensie worden opgespoord (die te
wijten kan zijn aan geassocieerde aan-
doeningen of aan geneesmiddelen die
de patiënt neemt) en moet een volledig
neurologisch klinisch onderzoek plaats-
vinden. Niet zelden wordt het valrisico
bij bejaarden overschat. Hetzelfde geldt
voor het risico op ernstige bloedingen
onder VKA's bij bejaarde patiënten met
voorkamerfibrillatie die vallen. een stu-
die wees uit dat opdat het risico op een
intracraniale bloeding onder VKA's het
risico op een ischemisch CVA door car-
dio-embolie zonder VKA's zou evenaren,
de patiënt meer dan 295 keer per jaar zou
moeten vallen. een paar valpartijen zijn
dus niet meteen een contra-indicatie voor
behandeling met VKA's bij bejaarden.
Bij bejaarden komen daar nog problemen
met de therapietrouw bovenop. Net als
valpartijen komen ook cognitieve stoor-
nissen vaak voor, en ook die zijn moeilijk
te evalueren. in de praktijk worden die
stoornissen vaak subjectief beoordeeld.
Bovendien gebeurt het dat die cognitieve
stoornissen slechts tijdelijk zijn, en het
directe gevolg van acute aandoeningen.
Daarnaast zou beginnende (of zelfs ge-
vorderde) dementie geen obstakel mogen
zijn voor het voorschrijven van VKA's
bij patiënten met een indicatie voor be-
handeling. een slechte therapietrouw of
monitoring kan worden gecompenseerd
door dagelijks een thuisverpleegkundige
langs te sturen die de patiënt zijn medi-
catie geeft. De behandeling kan ook wor-
den toegediend door een mantelzorger,
in overleg met de behandelende arts.
Anticoagulatie bij bejaarden is heel be-
langrijk omdat de indicaties toenemen
met de leeftijd en bepaalde aanbevelin-
gen zijn gebaseerd op de leeftijd van de
patiënt. in studies waarin werd gepro-
beerd om het effect van de leeftijd te
scheiden van de geassocieerde comor-
biditeiten kwamen de onderzoekers tot
de conclusie dat de leeftijd als dusdanig
geen belangrijke onafhankelijke risico-
factor was, zelfs wanneer rekening werd
gehouden met de intensiteit van het an-
tistollingseffect. Sommige studies wijzen
uit dat bejaarden die goed worden be-
geleid in hun behandeling, een risico op
bloedingen lopen dat vergelijkbaar is met
dat van jongere patiënten.
informatieverstrekking aan en educatie van bejaarde patiënten zijn essentieel.
De patiënt moet worden geïnformeerd over:
de noodzaak van een goede therapietrouw, met een regelmatige inname,
dagelijks op hetzelfde tijdstip (indien een dosis wordt vergeten, de volgende
dag geen dubbele dosis innemen);
de risico's van een ontoereikende of te zware behandeling;
het belang van een regelmatige iNR-meting in het bloed, indien mogelijk in
hetzelfde laboratorium;
de streef-iNR van 2,5 in de meeste gevallen (therapeutische zone tussen 2 en
3);
het bijhouden van een follow-upboekje;
de noodzaak van een snelle consultatie in geval van een zelfs minieme
bloeding, of bij een te hoge iNR (hoger dan 5), door de volgende inname te
schrappen;
de gevaren van zelfmedicatie;
het gevaar van intramusculaire injecties;
de noodzaak van het informeren van elke zorgverlener over het gebruik van
VKA's.