ren want voor hun 8 jaar zijn ze trouwens niet in staat om de nuance uit te leggen op een herhaalbare ma- aandoening op een heldere manier te definiëren aan de hand van 5 items: 3 items in verband met de slokdarm (symptomen waarvan we denken dat ze met reflux te maken hebben zoals regurgitatie of ano- rexia bijvoorbeeld; de symptomen van het syndroom en de symptomen van een letsel aan de slokdarm) en 2 items die niets met de slokdarm te maken hebben: symptomen waarvan we zeker zijn (tanderosie bijvoor- beeld) of die waarschijnlijk zijn (bovenste of onderste luchtwegen)". De incidentie van GOR ligt rond de 0,84/1.000 personenjaren in de pediatrie (4), met een gemiddelde van 1,48/1.000 personenja- ren op de leeftijd van 1 jaar, dat vervolgens regelmatig afneemt tot 12 jaar om daarna terug te stijgen tot 2,26 bij de meisjes (en 1,75 bij de jongens) op 16-17 jaar. Het gemiddelde ligt nog ho- ger bij neurologische problemen of als het kind anti-epileptica, corticosteroïden, bèta-agonisten of paracetamol neemt. Die inci- dentie stijgt trouwens constant sinds 2000, en de meerderheid van de kinderen krijgt nu eerder een behandeling met PPi dan met H2-antagonisten (5). in de populatie waarbij reflux werd gediag- nosticeerd, meldt bijna één kind op 5 (21,2%) naast misselijkheid en braken ook reflux die het risico op astma door pneumonie, hoest of thoracale pijn trouwens verdubbelt (4). in de praktijk worden kinderen met reflux meestal op de rug ge- legd om te slapen. ze drinken ook duidelijk minder melkdranken (6). Tot slot leiden vóór 2-jarige leeftijd vooral de regurgitaties tot een diagnose, wat niet meer het geval is na 12 jaar, de leeftijd waar vooral de zure oprispingen overheersen (6) - wat kan verklaren waarom er meer PPi's worden voorgeschreven als de kinderen ouder worden. wordt beperkt vaak interessant zijn want het zorgt voor minder symptomen (7). Hoesten is een symptoom dat niet alleen vaak voorkomt, maar het gaat ook vaak vooraf aan de oesofageale manifestatie van zure reflux (8). Hetzelfde geldt voor nachtelijk astma (9). Voor slaapstoornissen en prikkelbaarheid - vaak geasso- cieerd met reflux bij kinderen - hebben we geen formele bewijzen van hun comorbiditeit bij kinderen (3). Op therapeutisch vlak geeft een PPi geen tastbare resultaten bij kinderen jonger dan een jaar (10). Ook de symptomen van astma door reflux kunnen er niet mee worden verbeterd (11), of uitzon- derlijk misschien bij kinderen met nachtelijk of steroïdeafhanke- lijk astma (3). Op basis van die vaststellingen heeft de FDA beslo- ten om toediening van een PPi bij kinderen om de symptomen te behandelen (12) niet te erkennen. zeker omdat de therapeutische klasse wel wat bijwerkingen heeft voor die leeftijdscategorieën. Tot slot werd in een Deense cohortstudie aangetoond dat de bloot- stelling in utero aan een PPi of een H2-antagonist in verband wordt gebracht met een verhoogd risico op astma. Die vaststelling werd ook gedaan als de PPi's postnataal werden genomen het is moge- lijk dat het risico niet is geassocieerd met één bepaalde geneesmid- delenklasse maar veeleer met een specifieke toestand van de moe- der (sommigen vermelden zelfs een wijziging van de microbiota). kinderen ("omdat het kind minder beweegt?") en de prevalentie ervan stijgt met de leeftijd, bij vrouwen en in ongunstige sociale omstandigheden (11). Bij een volwassene komt consti- patie vaker voor wanneer het kind zijn behoeften ophoudt, namelijk als het met constipatie bij een volwassene verdwijnt de buikpijn wel als de constipatie bij het kind verdwijnt (12). 1. Psychiatry 2006;45(6):729-36. ahead of print]. 2010;50(5):500-5. 11. mugie S, et al. Best Pract Res Clin Gastroenterol |