background image
MEDI-
SfEEr
414
12
16 mei 2013
Wat wil de huisarts weten?
(J. Van Elsen)
eerst en vooral is het belangrijk dat de spe-
cialist weet wie de huisarts is van de patiënt
die hij zal behandelen. De patiënt zelf moet
dit op een duidelijke manier communiceren
aan de specialist. zo niet is het de specia-
list die concreet aan de patiënt moet vra-
gen wie zijn huisarts is en welke personen
gecontacteerd moeten worden vóór en na
de ingreep. Alle partners die instaan voor
de zorg, moeten gekend zijn. De enige
manier om dit te weten te komen, is een
goede communicatie onderling. Dit vergt
bepaalde vaardigheden en het vraagt tijd
op het ogenblik van het "intakegesprek".
Het is met andere woorden een extra in-
spanning boven op het werk van de eigen
discipline. Daarom is het goed om van bij
de start van de opleiding duidelijk te maken
aan de assistenten dat communicatie erg
belangrijk is en niet onderschat mag
worden.
De communicatie moet tijdig en adequaat
gebeuren. Adequaatheid houdt in dat
men correcte informatie verschaft over de
volgende zaken:
- de exacte locatie waar de patiënt
geopereerd zal worden;
- de beschrijving van hoe deze locatie
bereikt kan worden;
- de naam van de specialist die de patiënt
zal opereren, alsook in geval van een
arts-specialist in opleiding de namen
van zijn directe verantwoordelijken;
DiALOOG TUSSeN zieKeNHUiS eN ARTS
mS7662N
Communicatie tussen de
arts-specialist en de huisarts
met betrekking tot de patiënt
geopereerd in dagkliniek
Avondcolloquium voor huisartsen en specialisten
in het kader van de master-na-masteropleiding, Universiteit Gent
O. Opdenakker
1
, A. Ringoir
1
, A. Verbaeys
2,*
1 Student geneeskunde, Universiteit Gent
2 Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen, Universiteit Gent
Deze bijdrage is het verslag van een avondcolloquium over de communicatie tussen huisartsen en
specialisten ter gelegenheid van de dagopname van patiënten in het chirurgische dagziekenhuis.
De voordrachten werden gegeven door X. rogiers (dienst heelkunde, Universiteit Gent), J. Van Elsen
(huisarts, Gent), B. Sijnhave (vakgroep management, innovatie en ondernemerschap, Universiteit Gent)
en T. Balthazar (vakgroep gezondheidsrecht, Universiteit Gent). De panelleden waren de diensthoofden
P. kestelyn (dienst oogheelkunde), P. Hoebeke (dienst urologie), S. Weyers (dienst gynaecologie-
verloskunde), X. rogiers (dienst heelkunde), P. Wouters (dienst anesthesie) en J. Victor (dienst
orthopedie) van het Universitair Ziekenhuis Gent.
Overgenomen met toelating uit het Tijdschrift voor Geneeskunde 2013;69(nr5):217-20.
Inleiding (X. rogiers)
U
it een uitgebreide patiëntenbevraging enkele jaren geleden, uitgevoerd in het
Universitair ziekenhuis Gent, is gebleken dat er ontevredenheid heerste omtrent
de communicatie tussen de verschillende zorgactoren van patiënten die een heel-
kundige ingreep ondergaan in dagkliniekverband. Die studie vormde de aanzet om tijdens
het opleidingstraject voor specialisten meer nadruk te leggen op de rol van de arts als com-
municator. Daarom kwamen specialisten van verschillende disciplines en huisartsen samen
om te discussiëren over de mogelijke verbeteringen in het overbrengen van deze informatie.
De vragen die centraal stonden, waren:
1. welke informatie beschouwt de huisarts als essentieel, wat is belangrijk met betrekking
tot de communicatie en wat kan verbeterd worden?
2. Hoe kan elektronische communicatie helpen om de gewenste informatie beter te
verspreiden onder de zorgactoren?
3. wat zijn de gevaren van het verspreiden van deze informatie?
4. wat mag (niet) op medicolegaal gebied?