neerd met proteaseremmers, heeft al behoorlijke resulta- ten opgeleverd bij chronische hepatitis C van genotype 1. Foster, namelijk een niet-verwaarloosbaar aantal overlijdens (onge- veer 2%) bij cirroselijders en ernstige bijwerkingen bij 48,0% van de behandelde patiënten (1)". baar te zijn (57%) (2). Het is dus logisch dat in deze `moeilijke' context naar andere oplossingen werd gezocht door zich te richten op specifieke doelwitten: protease, polymerase of niet-structureel proteïne 5A NS5A dat nodig is voor de virale replicatie (3), vooral als we weten dat het hepatitis C-virus, dat een RNA-virus is, dagelijks miljarden virale deeltjes produceert. De verhouding replicatiefouten bedraagt 1 op 10.000 nucleotiden, wat uiteraard een resistentierisico tot gevolg heeft. laprevir, faldaprevir, simeprevir) met peginterferon + ribavirine, verbetert aanzienlijk de respons. Daclatasvir, een NS5A-remmer, lijkt efficiënt tegen verschillende genotypen van het virus (4). een ander doelwit is NS5B, maar de niet-nucleosideanalogen die zich daarop richten zijn weinig voorspelbaar, terwijl de in het algemeen specifieke nucleosideanalogen van het genotype 1 een snelle respons bieden en een indrukwekkende aanhoudende virale respons na 12 weken (SVR12) (5). feron een invloed heeft op de virale kinetiek als we een nucleo- tide combineren met een antiprotease (6). De behaalde resultaten cept `interferon-free'. De combinatie van een antiprotease en een non-nucleosideanaloog biedt nog interessantere resultaten (SVR12 95% en 93%), onafhankelijk van het genotype iL28B zoals bleek uit de Co-Pilot-studie (7). Verschillende alternatieven werden ge- test bij patiënten met genotype G1B. De resultaten waren positief maar nog grotendeels onvoldoende, behalve in de AViATOR- studie die een proteaseremmer combineerde met een niet- nucleosideanaloog en een NS5A-remmer (de SVR bedroeg 100%!) (8). Deze drievoudige combinatie plaatst ons echter wel voor een tolerantieprobleem, wat niet het geval is met PSi-7977, een nucleo- sideanaloog die, gecombineerd met ribavirine, eveneens een SVR biedt van 100% na 12 en 24 weken (9). er zou dus een uitvoerigere studie moeten worden gestart, meent Graham Foster. of een nucleoside met peginterferon + ribavirine haar potentieel aangetoond, maar ook haar limieten. er worden heel wat mole- culen geëvalueerd zonder peginterferon (nucleosideanalogen + NSA-remmers), terwijl de combinatie proteaseremmer + non- nucleosideanaloog kan worden voorbehouden voor sommige ge- selecteerde patiënten. Voor genotype 2 heeft de combinatie nucle- osideanaloog + ribavirine resultaat opgeleverd. Voor genotype 3 moet nog worden gezocht naar de beste combinatie met een nu- cleosideanaloog. Rest ons nog uit te zoeken welk kostenplaatje aan dit alles verbonden is... |