gewezen is (diepe veneuze tromboflebitis, long- embolie of acuut coronair syndroom), wordt die ingesteld met een LmwH, waarvan het antistolling seffect snel intreedt. De behande- ling met VKA's moet zeer vroeg worden geïn- troduceerd, vanaf de eerste of ten laatste op de tweede dag van de behandeling met heparine, in afwezigheid van aanvullende onderzoeken met biopsie of een andere geplande invasieve interventie. De heparinebehandeling mag pas worden gestaakt als 2 opeenvolgende iNR's met een tussentijd van 24 uur zich in de therapeuti- sche zone bevinden. De heparinetherapie en de behandeling met VKA's moeten elkaar gedu- rende 5 tot 6 dagen overlappen in geval van re- cente trombose (diepe veneuze tromboflebitis, longembolie of acuut coronair syndroom), zelfs als de iNR snel hoger is dan 2. Bij patiënten met chronisch voorkamerfibrilleren moet meteen een behandeling met VKA's worden ingesteld, zon- der eerst een behandeling met een LmwH in te stellen, behalve als het risico op trombose hoog is en dit risico een onmiddellijke doeltreffende anti coagulatie rechtvaardigt. talig België wordt gebruikt, lijkt een behandeling met een VKA met een lange halfwaardetijd (fen- procoumon -marcoumar onderhoudsdosis. Het gebruik van een laaddosis de eerste dagen geeft aanleiding tot een risico op overdosering en bloedingen, in het bijzonder bij bejaarde of gevoelige patiënten. De VKA wordt bij voorkeur `s avonds ingenomen. Dit verge- makkelijkt een snelle aanpassing van de dosis met het oog op het iNR-resultaat, dat doorgaans `s morgens wordt gemeten. worden opgestart in een lagere dosis (meestal een halve dosis) dan bij jongere patiënten. er moet rekening worden gehouden met mogelijke geneesmiddeleninteracties en het effect van de behandeling moet worden gemonitord. dagen na instelling van de behandeling vastgesteld. in die beginfase moet de patiënt nauwlettend wor- den opgevolgd. |