background image
ACTUALiTéS méDiCALeS
MEDI-
SfEEr
414
26
16 mei 2013
DOSSieR
hebben onafhankelijk van hun rookstatus.
Daarnaast hebben zweedse epidemiologi-
sche studies aangetoond dat roken is geas-
socieerd met een hoge frequentie van sero-
positieve RA, maar niet van seronegatieve.
in andere studies werden echter zeer veel
fout-positieven geconstateerd. wat moeten
we daarvan denken? De Finnen, onder lei-
ding van Tuula Korpilähde (National Public
Health Institute
, Helsinki), leverden een in-
teressant stuk van het antwoord nadat ze bij
6.947 mannen en vrouwen van ten minste
30 jaar (uit de Mini-Finland Health Survey),
die geen enkel artritisletsel hadden, de ver-
banden hadden onderzocht tussen roken en
de reumafactor. Het rookgedrag werd ge-
evalueerd aan de hand van een vragenlijst,
maar ook via serumanalyses van cotinine
(cut-off op 100µg/l) en thiocyanaat (cut-off
op 10µmol/l om actief roken te bevestigen).
Gevolg: een sterk verband tussen roken en
een positief resultaat op reumafactor. Na
correctie voor leeftijd, geslacht, koffiecon-
sumptie en streek was dit verband 3,94 voor
de actieve rokers en 2,71 voor de ex-rokers
ten opzichte van de niet-rokers. Bij de ac-
tieve rokers kon echter geen enkel verband
worden aangetoond met de intensiteit van
het roken, noch tussen de cotinine- en thio-
cyanaatconcentraties en de positiviteit van
de reumafactor. Het risico bedraagt echter
4,48 als de cotinine > 100µg/l is bij de rokers
ten opzichte van de niet-rokers.
De onderzoekers concludeerden dus dat
er een verband bestaat tussen roken en de
aanwezigheid van een fout-positief resul-
taat op reumafactor, maar zonder dat er
een verband is tussen de intensiteit van de
consumptie en de fout-positieven. met an-
dere woorden: of het nu om lichte of zware
rokers gaat, bij een positieve reumafactor
zonder letsels van artritis moet de diagnose
worden herbekeken (26).
Referenties
1.
mahid S, et al. Dig Dis Sci 2007;52(11):2897-903.
2.
Cosnes J, et al. Aliment Pharmacol Ther 1999;13(11):1403-11.
3.
Calkins B, et al. Dig Dis Sci 1989;34:1841-54.
4.
Cosnes J, et al. Gastroenterology 1996;110:424-31.
5.
Kane S, et al. J Clin Gastroenterol 2005;39(1):32-5.
6.
Sutherland L, et al. Gastroenterology 1990;98(51):1123-8.
7.
Cottone m, et al. Gastroenterology 1994;106(3):643-8.
8.
Lindberg m, et al. Gut 1992;33:779-82.
9.
Seksik P, et al. inflamm Bowel Dis 2009;15(5):734-41.
10. Lashner B, et al. Am J Gastroenterol 1993;88(3):356-9.
11. van der Heijde F, et al. inflamm Bowel Dis 2009;15(8):1199-207.
12. Cosnes J, et al. Gastroenterology 2001;120:1093-9.
13. Cosnes J, et al. Best Pract Res Clin Gastroenterol
2004;18(3):481-96.
14. Sinclair J, et al. Gastroenterol Clin North Am
2012;41(2):325-37.
15. Simoni m, et al. J expo Anal environ epidemiol
2004;14(Suppl1):S144-52.
16. National Center for Chronic Disease Prevention and Health
Promotion (US) Office on Smoking and Health. Preventing
Tobacco Use Among Youth and Young Adults: A Report of
the Surgeon General.
17. Pirastu R, et al. environ Res 2009;109(1):59-65.
18. Rabinovitch N, et al. Am J Respir Crit Care med
2011;184(12):1350-7.
19. Alfredsson P, et al. eCTRimS 2011. Abstract#P815.
20. Di Pauli F, et al. mult Scler 2008;14(8):1026-30.
21. manouchehrinia A, et al. eCTRimS 2012. Abstract#P375.
22. Constantinescu C, et al. AAN 2012. Abstract#P05.097.
23. winther Petersen A, et al. Am J Physiol endocrinol metab
2007;293(3):e843-8.
24. Ciurea A, et al. eULAR 2012;Abstract#OP0096.
25. Podubbnyy D, et al. eULAR 2012;Abstract#OP0097.
26. Korpilähde T, et al. Rheumatology (Oxford)
2004;43(11):1424-8.
Tabak blaast de spier op en verhindert
dat ze regenereert
Roken en spieren gaan niet goed samen. we kennen de effecten van roken op ver-
schillende organen maar niet die op de spieren, buiten de vasculaire effecten. Op ba-
sis van de hypothese dat de aanmaak van bepaalde spiereiwitten afneemt bij rokers,
vergeleken Anne-marie winther Petersen (Kopenhagen) en een Amerikaans team bij
8 rokers (20 sigaretten/dag gedurende 20 jaar) en 8 niet-rokers (4 mannen en 4 vrouwen
in elke groep) van dezelfde leeftijd en met hetzelfde gewicht de reacties op een iV injectie
met isotopisch leucine.
Vervolgens werden bloed- en spierstalen genomen om de aangemaakte hoeveelheid spier-
eiwitten (FSR) en de leucineplasmaconcentratie (als totale proteolysescore) te meten,
maar ook de expressie van de genen betrokken bij de regeling van de spiermassa (myosta-
tine, een inhibitor van de spiergroei; mAFBx en muRF-1, dat codeert voor de ubiquitine
e3-ligasen in de proteolytische route van het proteasoom), die van TNF in de spier, en de
concentratie van de ontstekingsmarkers die in andere omstandigheden zijn geassocieerd
met het wegsmelten van spierweefsel.
De onderzoekers stelden geen enkel verschil tussen de twee groepen vast voor de leucine-
plasmaconcentratie en de ontstekingsmarkers, of voor de TNF mRNA-concentratie in de
spier. maar dat gold niet voor de FSR, die duidelijk lager was bij de rokers (p = 0,004): de
expressie van myostatine en mAFBx (maar niet die van muRF-1) was significant verhoogd
(p < 0,05 voor beide) (23). Roken remt dus de eiwitsynthese in de spier en verhoogt de
expressie van genen die leiden tot vernietiging van spierweefsel. een explosieve cocktail,
die sporters zou moeten aanzetten om meteen volledig te stoppen met roken!