pulmonalis of in de longvenen. We onderscheiden vier categorieën van pulmonale hypertensie: - Een eerste type is pulmonale arteriële hypertensie. van gladde spiercellen in de arteriële wand. De aandoening kan familiaal voorkomen of geassocieerd zijn met een bindweefselaandoening (zoals systemische sclerose), een aangeboren hartziekte, portale hypertensie, virussen (zoals hiv) of met gebruik van drugs of vermageringspillen. linkerhartfalen en kleplijden van het linkerhart. bij slaapapneu, longfibrose en chronische obstructie van de luchtwegen. veneuze trombose in de benen. Ook hierdoor neemt de druk in de longvaten toe. blijven. Kortademigheid bij inspanning en vermoeidheid zijn vrij typische, maar ook vrij algemene klachten. Pijn in de borst, duizeligheid met soms flauwvallen, hartkloppingen, hoest, heesheid, gezwollen voeten, hepatomegalie en gezwollen venen in de hals zijn andere symptomen. expertisecentrum in Leuven zorgt een multidisciplinair team voor de behandeling van patiënten met pulmonale hypertensie. Hierdoor volgen we continu enkele honderden patiënten, onder leiding van prof. Marion Delcroix. Vooraleer we de patiënten zien, hebben ze meestal al raadplegingen bij een cardioloog of pneumoloog achter de rug. Gemiddeld hebben ze dan al enkele jaren klachten. Omdat onbehandelde patiënten na aanvang van de ziekte gemiddeld nog maar enkele jaren te leven hebben, zijn ze dus niet zelden al behoorlijk ziek wanneer ze zich hier voor het eerst aanmelden. Sommigen komen aan in een rolstoel en zijn al buiten adem bij de geringste inspanning. Aanvankelijk wordt medicatie opgestart onder de vorm van tabletten. Bij onvoldoende beterschap worden verschillende geneesmiddelen gecombineerd. Bloedverdunners en diuretica worden vaak al van in het begin gestart. Sommige patiënten hebben behoefte aan zuurstof, tijdens inspanningen of continu. Aanhoudende stabilisatie van de toestand is mogelijk, maar dit varieert van patiënt tot patiënt. Soms moet men overgaan tot intraveneuze medicatie. In sommige gevallen kan atriale septostomie aangeboden worden aan de patiënten, en in laatste instantie is een (hart-)longtransplantatie de oplossing voor jongere patiënten die niet beantwoorden aan de therapieën. Bij patiënten met chronische longembolen (groep 4) wordt bij voorkeur een operatie uitgevoerd om de vaten te onstoppen. T -2013-05-03-026 gesteld, waardoor ook de behandeling onderbenut kan blijven. Naar aanleiding van de World Pulmonary Hypertension Day op 5 mei spraken we over dit onderwerp met Wim Colle, ondervoorzitter van de patiëntenvereniging PH, en met Evi Smeyers, studieverpleegkundige van het team pulmonale hypertensie van het UZ Gasthuisberg. Dit team vormt het Nederlandstalige expertisecentrum voor de behandeling van pulmonale hypertensie. |