background image
ACTUALiTéS méDiCALeS
MEDI-
SfEEr
414
14
16 mei 2013
DiALOOG TUSSeN zieKeNHUiS eN ARTS
specialist vragen om de geschikte persoon
te zoeken voor zijn nazorg of overleggen om
deze taak zelf op te nemen. Deze verant-
woordelijkheid en zelfbeschikking leiden
automatisch tot een grotere tevredenheid
bij de patiënt.
Wat kan er op het gebied van
communicatie? (B. Sijnave)
meer uitwisseling van kwalitatieve infor-
matie leidt tot een hogere zorgkwaliteit.
Hierbij moeten kostelijke, herhaalde on-
derzoeken vermeden worden ten voordele
van een beter longitudinaal overzicht in een
mobielere wereld van informatie. Door de
toegenomen complexiteit en regulering is er
nood aan meer informatie.
Ook de stijgende nadruk op regionale en
multidisciplinaire zorg, een toegenomen
aantal deelnemende zorgactoren en het
belang van preventie en thuismonitoring
maken het delen van informatie tot een
zeer belangrijk punt in de behandeling. in
verschillende europese landen werd een
gedeeld patiëntendossier reeds getest in
de praktijk. in Nederland leidde dit ech-
ter tot moeizame discussies. in België zijn
er ondertussen twee regio's (een rond Gent
en een rond Charleroi) waar ziekenhuizen
samenzitten in een collaboratief zorgplat-
form. De reglementering en de wetten
omtrent dit elektronische patiëntendossier
(ePD) vallen onder de eHealth-vlag.
Het Collaboratief zorgplatform (Cozo)
is een platform voor alle zorgactoren ter
ondersteuning van een betere informatie-
uitwisseling over een persoon/patiënt met
het oog op een betere en meer doeltreffen-
de zorg. Het opzetten van dit platform was
eerder een procedurele dan een technologi-
sche uitdaging en maakte het mogelijk om
een overzicht op te vragen van afspraken en
medicatieschema's via één programma. Het
biedt de zorgverleners de mogelijkheid om
het ePD van een patiënt te raadplegen, on-
geacht de plaats waar deze documenten op-
geslagen zijn en waar de zorgverlener inlogt
op het systeem. Dit is het systeem van de
"hubs" en de "metahubs". Hierbij worden
regionale en lokale uitwisselingssystemen
van medische gegevens, de "hubs", onder-
ling verbonden via een "metahub". momen-
teel bestaan er een vijftal "hubs", waaronder
het Cozo, dat de medische gegevens van
Wat mag (niet) op medicolegaal
gebied? (T. Balthazar)
in
principe is het gemakkelijk om te antwoorden op de vraag wat er allemaal gecom-
municeerd mag worden. Hier moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de
verschillende vormen van communicatie: met collega-artsen (al dan niet met een
curatieve taak), met de patiënt zelf en met derden.
Van groot belang is het uitgangspunt dat het beroepsgeheim ook geldt onder collega's. Gege-
vensuitwisseling is wel toegestaan indien dit geregeld is door de wet, met de toestemming
van de patiënt, indien de bestemmeling ook gebonden is door het beroepsgeheim en indien
hij dezelfde patiënt behandelt. Dit is in het belang van de patiënt, maar de informatie moet
beperkt worden tot de noodzakelijke gegevens (het "need-to-know"-beginsel) en alles moet
conform de privacywetgeving verlopen. Het is belangrijk dat de informatiestroom in beide
richtingen loopt, maar niet alles hoeft uitgewisseld te worden. Als voorbeeld is het voor een
orthopedist belangrijk om te weten of de patiënt hiv-positief is, maar men kan zich afvragen
of de kennis over een vroegere zwangerschapsonderbreking of depressie noodzakelijk is.
Communicatie naar andere artsen en leden van het RiziV (Rijksinstituut voor ziekte- en
invaliditeitsverzekering) is enkel mogelijk indien er een wettelijke basis bestaat.
Ook de patiënt zelf heeft "recht op informatie". Dit is de informatie omtrent de diagnose
of de ingreep die hij moet ondergaan, enz. Hier geldt het beroepsgeheim niet. Het is de
taak van de arts die het diagnostische proces afrondt om de informatie mee te delen. men
aanvaardt wel dat een andere arts of een verpleegkundige deze informatie meedeelt, maar de
behandelende arts blijft verantwoordelijk.
Bij communicatie met derden geldt de regel dat enkel de patiënt de informatie mag ontvan-
gen, behalve in geval van wilsonbekwaamheid (te jonge leeftijd, dementie, enz.). in dit geval
gebeurt de communicatie ofwel met de aangewezen of de familiale vertegenwoordiger die de
beslissingen neemt in naam van de patiënt, ofwel met een vertrouwenspersoon die aangewe-
zen werd door een wilsbekwame patiënt. Communicatie met andere derden (bv. de familie)
is in beginsel enkel toegelaten mits uitdrukkelijke toestemming van de patiënt zelf.