background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 5 | 2013
49
diagnose, waarbij er telkens een opzetting van het gewricht
en onregelmatige cortex zal gevonden worden (Figuur 4).
Bij vermoeden van infectie dient onmiddellijk een aspira-
tie te worden uitgevoerd alvorens er een behandeling met
intraveneuze antibiotica wordt opgestart.
De behandeling met intraveneuze antibiotica behoort een
klinisch duidelijk gunstig effect te hebben, zoniet dringt
een open of artroscopisch debridement zich op.
STerno-coSTo-clavIcular HyPeroSToSIS
(SCCH) (11)
Sterno-costo-clavicular hyperostosis (SCCH) wordt
gekarakteriseerd als overmatige botgroei en/of verkal-
king van de zachte weefsels rondom de mediale clavicula,
de bovenste ribben en het sternum. SCCH is één van de
drie subtypes van het SAPHO-syndroom. Röntgenfoto's
laten gelocaliseerde kalkvorming van de costoclaviculaire
ligamenten in verschillende gradaties zien, evenals vrije
botvorming tussen de clavicula, het sternum en de bo-
venste ribben. SCCH komt het meest voor bij volwassen
mannen en vrouwen tussen de 30 en 60 jaar, maar er wer-
den ook patiënten jonger dan 11 en ouder dan 88 jaar met
SCCH beschreven.
Het ziektebeeld duurt meestal enkele jaren en wordt ge-
kenmerkt door perioden van opvlammingen en perioden
waarin het ziektebeeld tot rust lijkt te zijn gekomen.
De diagnose wordt radiografisch bevestigd door hyper-
ostose en sclerose van het sternum en de eerste rib op
CT (Figuur 5). Tevens is focale hypercaptatie (`bullhead
sign
') op de botscan sterk sensitief voor SCCH.
De behandeling is conservatief met initieel NSAID's en
aangepaste activiteiten. Recente literatuur beschrijft ook
goede effecten met i.v.-bisfosfonaten en anti-TNF.
condenSIng oSTeITIS
Condensing osteitis of osteitis condensans van de clavicula
is een zeldzame maar goedaardige ziekte ter hoogte van de
mediale clavicula (12). De klinische symptomen zijn een
pijnlijke zwelling en zachtheid van het SC-gewricht. Deze
aandoening komt meestal voor bij vrouwen tussen de 30
en 50 jaar en vrijwel unilateraal. Röntgenfoto's laten scle-
rose en een lichte vergroting van het mediale derde deel
van de clavicula zien. Meestal zijn de symptomen maar
tijdelijk (ongeveer 6 maanden). De meeste patiënten heb-
ben baat bij NSAID's en aangepaste activiteiten.
FrIedrIcH'S dISeaSe
Aseptische necrose van het mediale eind van de clavi-
cula wordt `Friedrich's disease' genoemd (13). De kli-
nische symptomen zijn weerom een pijnlijke zwelling en
zachtheid van het mediale uiteinde van de clavicula. De
diagnose wordt vaak laattijdig gesteld (na maanden tot
zelfs jaren). Röntgenfoto's tonen een onregelmatigheid
van het SC-gewricht en botafbraak van het mediale einde
van de clavicula. Net als bij condensing osteitis hebben de
meeste patiënten baat bij NSAID's en is slechts zelden een
chirurgische resectie nodig.
rEUmatoïdE artrItIS (14)
SC-pathologie komt ook frequent voor bij patiënten met
reumatoïde artritis.
De mogelijke lokale behandelingen zijn zoals bij osteo-
artrose.
atraUmatISCHE InStaBILItEIt (15)
Spontane gedeeltelijke ontwrichting van het SC-gewricht
komt meestal voor bij tieners en wordt gekenmerkt door
een voelbare en zichtbare gedeeltelijke anteriosuperieure
ontwrichting aan het mediale einde van de clavicula wan-
neer de arm tot boven het hoofd wordt gebracht. De rönt-
genfoto's wijzen op deze ontwrichting wanneer de arm in
een overheadpositie is geplaatst.
Het gaat om een zichzelf beperkende conditie in die zin dat
het probleem afneemt wanneer de patiënt ouder wordt. De
meeste operatieve ingrepen om het SC-gewricht te stabi-
liseren zijn niet succesvol gebleken. De patiënten kregen
vaak meer pijn, hadden een verminderd vermogen om da-
gelijkse activiteiten uit te voeren, hadden een lelijk litteken
en de ontwrichting duurde voort (1).
ConCLUSIES En aanBEvELInGEn
Het SC-gewricht heeft een cruciale functie. Zowel trau-
matische als atraumatische pathologie kunnen in meer of
minder ernstige mate last veroorzaken. De meeste trauma-
tische SC-luxaties worden niet-operatief behandeld. Enkel
bij posterieure luxaties is acute reductie aangewezen. Bij
mensen jonger dan 23 jaar dient steeds een fractuur te
worden uitgesloten. Atraumatische instabiliteit wordt het
best conservatief behandeld.
Degeneratieve en reumatologische SC-pathologie wordt
initieel het best conservatief behandeld. Nieuwe chirur-
gische technieken zoals artroscopie en artroplastie kunnen
misschien in de toekomst helpen deze pathologieën beter
te behandelen.
figuur 5: Ct-beeld van sternocostoclaviculaire hyperostose rechts.