en onregelmatige cortex zal gevonden worden (Figuur 4). Bij vermoeden van infectie dient onmiddellijk een aspira- tie te worden uitgevoerd alvorens er een behandeling met intraveneuze antibiotica wordt opgestart. De behandeling met intraveneuze antibiotica behoort een klinisch duidelijk gunstig effect te hebben, zoniet dringt een open of artroscopisch debridement zich op. (SCCH) (11) gekarakteriseerd als overmatige botgroei en/of verkal- king van de zachte weefsels rondom de mediale clavicula, de bovenste ribben en het sternum. SCCH is één van de drie subtypes van het SAPHO-syndroom. Röntgenfoto's laten gelocaliseerde kalkvorming van de costoclaviculaire ligamenten in verschillende gradaties zien, evenals vrije botvorming tussen de clavicula, het sternum en de bo- venste ribben. SCCH komt het meest voor bij volwassen mannen en vrouwen tussen de 30 en 60 jaar, maar er wer- den ook patiënten jonger dan 11 en ouder dan 88 jaar met SCCH beschreven. Het ziektebeeld duurt meestal enkele jaren en wordt ge- kenmerkt door perioden van opvlammingen en perioden waarin het ziektebeeld tot rust lijkt te zijn gekomen. De diagnose wordt radiografisch bevestigd door hyper- ostose en sclerose van het sternum en de eerste rib op CT (Figuur 5). Tevens is focale hypercaptatie (`bullhead sign') op de botscan sterk sensitief voor SCCH. De behandeling is conservatief met initieel NSAID's en aangepaste activiteiten. Recente literatuur beschrijft ook goede effecten met i.v.-bisfosfonaten en anti-TNF. is een zeldzame maar goedaardige ziekte ter hoogte van de mediale clavicula (12). De klinische symptomen zijn een pijnlijke zwelling en zachtheid van het SC-gewricht. Deze aandoening komt meestal voor bij vrouwen tussen de 30 en 50 jaar en vrijwel unilateraal. Röntgenfoto's laten scle- rose en een lichte vergroting van het mediale derde deel van de clavicula zien. Meestal zijn de symptomen maar tijdelijk (ongeveer 6 maanden). De meeste patiënten heb- ben baat bij NSAID's en aangepaste activiteiten. cula wordt `Friedrich's disease' genoemd (13). De kli- nische symptomen zijn weerom een pijnlijke zwelling en zachtheid van het mediale uiteinde van de clavicula. De diagnose wordt vaak laattijdig gesteld (na maanden tot zelfs jaren). Röntgenfoto's tonen een onregelmatigheid van het SC-gewricht en botafbraak van het mediale einde meeste patiënten baat bij NSAID's en is slechts zelden een chirurgische resectie nodig. reumatoïde artritis. De mogelijke lokale behandelingen zijn zoals bij osteo- artrose. komt meestal voor bij tieners en wordt gekenmerkt door een voelbare en zichtbare gedeeltelijke anteriosuperieure ontwrichting aan het mediale einde van de clavicula wan- neer de arm tot boven het hoofd wordt gebracht. De rönt- genfoto's wijzen op deze ontwrichting wanneer de arm in een overheadpositie is geplaatst. Het gaat om een zichzelf beperkende conditie in die zin dat het probleem afneemt wanneer de patiënt ouder wordt. De meeste operatieve ingrepen om het SC-gewricht te stabi- liseren zijn niet succesvol gebleken. De patiënten kregen vaak meer pijn, hadden een verminderd vermogen om da- gelijkse activiteiten uit te voeren, hadden een lelijk litteken en de ontwrichting duurde voort (1). matische als atraumatische pathologie kunnen in meer of minder ernstige mate last veroorzaken. De meeste trauma- tische SC-luxaties worden niet-operatief behandeld. Enkel bij posterieure luxaties is acute reductie aangewezen. Bij mensen jonger dan 23 jaar dient steeds een fractuur te worden uitgesloten. Atraumatische instabiliteit wordt het best conservatief behandeld. Degeneratieve en reumatologische SC-pathologie wordt initieel het best conservatief behandeld. Nieuwe chirur- gische technieken zoals artroscopie en artroplastie kunnen misschien in de toekomst helpen deze pathologieën beter te behandelen. |