het serumcalcium) en de BAF (de alkalische fosfatasen van het bot hebben een langere halfwaardetijd; de BAF-concen- tratie hangt af van veranderingen in het bot en die laatste kunnen meerdere maanden in beslag nemen). Omzichtigheid is geboden bij de interpretatie van de BAF. De BAF-concentratie kan immers worden beïnvloed door andere botprocessen dan ombouw, namelijk metastasen, een recente fractuur en het groeiproces. Meer nog, volgens recente studies vermindert de specificiteit van de BAF bij patiënten met ernstig leverlijden (39). Bepaling van de BAF kost in België evenveel als bepaling van PTH. Er bestaat nog geen vergelijkende kosten-efficiëntieanalyse van de bepaling van de BAF en PTH. BIj dIaLySEPatIëntEn (zonder nierinsufficiëntie), adviseren de laatste richtlijnen van de IOF (International Osteoporosis Foundation) en de IFCC (International Federation of Clinical Chemistry and Laboratory Medicine) een meting van de N-terminale propeptide van type 1-procollageen (PINP), een marker van botaanmaak, alsook een meting van de C-terminale telopep- tide van type 1-collageen (-CTX of Crosslaps), een marker van de activiteit van de osteoclasten (54). Die markers wer- den nog niet grondig onderzocht bij patiënten met nierin- sufficiëntie en/of in dialyse. Een andere marker van botre- sorptie, de 5B-isovorm van tartraatresistente zure fosfatase (TRAP-5B), zou ook interessant kunnen zijn in de context van nierinsufficiëntie. TRAP-5B wordt door de osteoclasten afgescheiden tijdens de botresorptie (55, 56). Deze mar- ker vertoont kenmerken die interessant zijn bij het evalu- eren van de botombouw bij nierlijden. De serumconcen- tratie wordt immers niet beïnvloed door de nierfunctie en de voeding en vertoont geen circadiaanse schommelingen (57). Pathofysiologisch gezien is het een `echte' marker van botresorptie. De TRAP-5B-spiegel correleert significant met histologische tekenen van botresorptie zoals het aantal os- teoclasten, de mate van botaanmaak en de mineralisatie bij patiënten met nierinsufficiëntie (58). De intra-individuele variatiecoëfficiënt van TRAP-5B bij hemodialysepatiënten is laag (8,3%), wat een aanvaardbaar KV van 24% geeft (10). Het belangrijkste nadeel is dat er nog geen geautomatiseer- de techniek bestaat voor bepaling van TRAP-5B. De bepaling dient te gebeuren met een ELISA-techniek, wat dus minder praktisch is. Er is nog niet veel literatuur over het nut van TRAP-5B bij dialysepatiënten, maar er bestaat een signifi- cante correlatie met de PTH-spiegel en andere biomarkers van het bot (32, 56). Volgens enkele studies correleert boven- dien de TRAP-5B-spiegel ook met verschillende histomorfo- metrische parameters (7). keten). Deze ketens hangen via een niet-covalente binding aan elkaar vast en worden in een equimolaire hoeveelheid geproduceerd met het collageen dat in de weefsels wordt afgezet (59). In de bloedbaan wordt PINP snel door de endo- theelcellen van de lever gemetaboliseerd (60). PINP komt in twee vormen voor in het serum bij de mens: een trimere en een monomere vorm. Sommige kits herkennen de twee vormen (`Total PINP', Roche Elecsys), terwijl andere alleen de trimere vorm herkennen (`Intact PINP', Orion Diagnos- tica en iSYS IDS). Het percentage monomere vorm is hoger bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie en de ogen- schijnlijke PINP-concentratie wordt niet beïnvloed door de glomerulusfiltratiesnelheid bij bepaling van `intact PINP' (61). De monomeren van PINP worden niet uitgedialyseerd en hun concentratie wordt dus niet beïnvloed door een dia- lysesessie. Het KV is 32% bij bepaling van `intact PINP' (10). De serum-PINP-spiegel vertoont weinig circadiaanse of seizoengebonden schommelingen en wordt niet beïnvloed door het geslacht. De PINP-spiegel is echter veel hoger bij kinderen en adolescenten in volle groei. Hieruit kan men concluderen dat de bepaling van PINP veelbelovend is, maar we moeten toegeven dat de literatuur daaromtrent bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie zeer beperkt is. In één studie werd evenwel aangetoond dat de PINP-spiegel beter correleerde met andere markers van botresorptie dan de BAF. Ook werd een negatieve correlatie gevonden tussen de PINP-spiegel en de jaarlijkse veranderingen van de bot- dichtheid van het radius (61). door afbraak van type I-collageen en die vrijkomen tijdens de botresorptie door osteoclasten. CTX wordt bijvoorbeeld gebruikt om de werkzaamheid van een behandeling met bis- fosfonaten te volgen en te evalueren bij patiënten met osteo- porose. Een daling van de CTX-spiegel correleert overigens met een toename van de botmassa bij behandeling met bisfosfonaten (62). In een prospectief cohortonderzoek bij oudere vrouwen in Frankrijk correleerde de urinaire CTX- concentratie met een hoger risico op heupfractuur, ongeacht de botdichtheid (63). In de algemene bevolking vertoont de CTX-concentratie circadiaanse schommelingen. De waarde is het hoogst vroeg in de ochtend (64). Het circadiaanse ritme vermindert bij vasten. Het KDIGO adviseert nog geen meting van de biomarkers van botaanmaak en -resorptie bij patiënten met nierinsufficiëntie. De belangrijkste reden daarvoor is dat er geen sterke argumenten zijn die aantonen dat die biomarkers een meerwaarde bieden ten opzichte van PTH of de BAF bij het evalueren van de botombouw (1). De analytische variatiecoëfficiënt bij bepaling van CTX (Elec- sys, Roche) is lager dan 2,6%. De CTX-concentraties die worden gemeten bij dialysepatiënten blijken echter 5-maal hoger te zijn dan in de normale bevolking. Dat wordt toege- schreven aan een ophoping van CTX (geringere excretie van |