U n d L o GI tie kunnen anti-TNF gebruiken met een aanvaardbare TB-incidentie, als er aan een aantal voorwaarden is voldaan. Dat suggereert een Koreaanse studie die verscheen in Respiratory Medicine. handeling van IMID's, waaronder reumatoïde artritis (RA), spondylitis ankylosans (AS), ziekte van Crohn (CD) en colitis ulcerosa (CU). Aangezien TNF een essentiële com- ponent is in de natuurlijke afweer tegen Mycobacterium tuberculosis, lopen patiënten onder anti-TNF-therapie een verhoogd risico op TB. In de meeste gevallen betreft het evenwel een reactivering van een latente TB- infectie. Het risico op een dergelijke reactivering van latente TB kan aanzienlijk worden verminderd door alvorens een anti- TNF-therapie te starten, patiënten te screenen voor latente TB en bij een positief resultaat prompt een geschikte profy- lactische therapie in te stellen. Wat met personen die in het verleden een actieve TB- infectie hebben doorgemaakt? De huidige diagnostische tests voor latente TB, waaronder de tuberculinehuidtest en IGRA's, zijn in deze populatie niet aanbevolen, vanwege de aanzienlijke kans op een vals-positief resultaat. De British Thoracic Society beveelt aan dat patiënten met een voorgeschiedenis van TB die een adequate behande- ling hebben gekregen, anti-TNF kunnen krijgen zonder een voorafgaande behandeling van latente TB. In een land met hoge TB-prevalentie is de kans echter reëel dat personen opnieuw geïnfecteerd worden na het afronden van een vroegere therapie. Daarbij rijst ook de vraag hoe adequaat een vroegere therapie is geweest, indien ze vele jaren geleden werd gegeven. Voorts zijn clinici bezorgd over het voorschrijven van anti-TNF zonder voorafgaande behandeling van latente TB indien RX-thorax tekenen ver- toont die indicatief zijn voor TB-sequellen, zelfs al waren vroegere anti-TB-behandelingen adequaat. bruik van anti-TNF bij patiënten met een voorgeschiede- nis van actieve TB. Kyung-Wook Jo en collega's analyseer- den retrospectief de gegevens van 101 patiënten met een voorgeschiedenis van actieve TB vooraleer anti-TNF was opgestart, tussen december 2004 en september 2012 in het Asan Medical Center in Zuid-Korea. De deelnemers waren gemiddeld 40,4 jaar oud en de helft waren mannen. De onderliggende IMID's waren CD, RA en AS. Van de 101 deelnemers hadden er voorafgaand aan de anti- TNA- op start 11 een behandeling voor latente TB gekregen. De reden hiervoor was geen zekerheid over de adequaatheid van de TB-behandeling in het verleden (n = 10) of een recent contact met TB (n =1). Zes jaar na de initiatie van anti-TNF stelden de onderzoe- kers in deze groep van 101 deelnemers vast dat slechts bij één persoon (die geen behandeling voor latente TB had gekregen) actieve TB was opgetreden. De auteurs besluiten dat patiënten met een IMID en een voorgeschiedenis van actieve TB anti-TNF-therapie kunnen krijgen, met een aanvaardbare incidentie van TB, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden: ofwel een adequate TB-therapie hebben gevolgd in het verleden, ofwel een behandeling voor latente TB hebben gekregen indien onzekerheid over de adequaatheid van de TB- therapie in het verleden, of in het geval van recent TB-contact. users in patients with a previous history of tuberculosis. respiratory medicine online 2013. |