trombose. Dit is vaak gebaseerd op de meta-analyse van Galli et al. en aangetoond in tal van studies (19). Dit ge- geven moet met enige voorzichtigheid worden geïnter- preteerd, omdat er ook in deze studies methodologische tekortkomingen zijn wat betreft studiedesign (12). Enkele studies met een goed ontwerp, bevestigen de associatie tussen trombose en de aanwezigheid van LAC. Ook hier is er een aanzienlijke variabiliteit in de gevonden asso- ciaties. Het risico van een eerste episode van veneuze trombo-embolie gekoppeld aan LAC varieert met odds ratios van 3,6-9,4 en voor ischemische beroerte van 1,8- 43,1 (12). Eén van de redenen voor deze variabiliteit is de grote variatie in de methodologie die in deze studies voor de LAC-detectie gebruikt werd. Het uitvoeren van de fosfolipidenafhankelijke stollingstesten voor de detectie van LAC gebeurt in verschillende stappen, met name de screeningsstap, een mengproef en een confirmatietest in twee verschillende testsystemen. Dit maakt de analyses en de interpretatie zeer complex (8, 13). Sommige studies gebruikten testen die niet in de huidige richtlijnen zijn opgenomen of interpreteren de resultaten niet zoals aan- bevolen (13). van aCL en a tomatische personen en kan vals-positief zijn bij oudere patiënten of wanneer LAC voor de eerste maal is gediag- nosticeerd (13). Daarom moeten LAC-testen beperkt worden tot een populatie met een significante kans voor het hebben van AFS. Jonge patiënten (< 50 jaar) met niet-uitgelokte veneuze of arteriële trombose zijn het meest relevant. Herhaald testen ter confirmatie is nood- zakelijk (1, 13). crimineren tussen ten worden gevalideerd in grotere studiepopulaties (30, 31). De stollingstesten van LAC zijn niet-kwantitatief, waar- door het moeilijk is om te beoordelen of hoge titer-LAC een sterkere risicofactor is voor klinische complicaties dan lage titer-LAC. Kwantificering van LAC kan helpen om patiënten op te delen in risicogroepen. Dergelijke kli- nische studies zijn alleen mogelijk als kwantificering van LAC haalbaar wordt. Dergelijke studies zijn beschikbaar, maar nog onvoldoende op evidentie gebaseerd. Kwantifi- cering van de LAC-activiteit door alternatieve methoden kan helpen om dit probleem op te lossen (32-34). Deze testen zijn echter niet geschikt om uit te voeren in de dagelijkse praktijk. alle drie de testen (LAC, aCL en a Het risico van trombotische gebeurtenissen neemt bij AFS-patiënten toe met het aantal positieve tests. Het ma- ken van antilichaamprofielen en testcombinaties kan hel- pen bij de risico-inschatting (26, 35). Er is voldoende evidentie dat de antilichamen tegen het domein I van voor de dagelijkse praktijk. Het is echter nog niet duide- lijk of dit inderdaad de enige pathogene antilichamen zijn tegen men. Een positieve aCL versterkt dan nog het potentieel om de pathogene AFA te identificeren (37). Drievoudige positiviteit komt vaak voor bij AFS-patiënten en impliceert een hoog risico voor een nieuw trombo-embolisch voor- val. Ook dragers hebben een hogere kans voor het ontwik- kelen van een eerste evenement (38), zeker bij mannen en wanneer er andere risicofactoren aanwezig zijn. Een enkele positieve test is minder duidelijk gekoppeld aan trombose (37). Ook andere testcombinaties (LAC/ aCL of LAC/ a assays voor het opsporen van AFA dient echter de enkel- voudige, dubbele of drievoudige positiviteit met enige omzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Een patiënten- staal dat positief test met een bepaalde assay zal daarom niet automatisch positief testen wanneer het wordt uitge- voerd met een andere assay of in een ander laboratorium. Opnieuw testen met een andere methodologie kan nuttig zijn. Testresultaten dienen ook steeds geïnterpreteerd te worden in functie van de lokale referentiewaarden (1, 13). Een interpretatieve commentaar op het patiëntenrapport kan hier behulpzaam zijn. diagnostische testen te hebben die onderscheid kunnen ma- ken tussen trombosegerelateerde AFA en niet-trombose- gerelateerde AFA. In afwachting van laboratorium testen met een betere performantie om de pathogene AFA aan te tonen, moeten we optimaal gebruikmaken van de drie tes- ten die momenteel zijn opgenomen in de classificatiecrite- ria voor AFS (LAC, aCL en a te weerspiegelen. Als gevolg daarvan wordt de bepaling van antilichaamprofielen en subclassificatie van patiën- ten, volgens het aantal en het soort test met een positief |