van niet-geïdentificeerde ANCA voor de diagnose van we- genergranulomatose. ANCA-bepaling zou dan ook beter gebeuren in klinische situaties waarbij er een eerder grote kans a priori bestaat. Bij patiënten met niet-geïdentificeerde ANCA was er een hoog gedeelte met gastro-enterologische inflammatoire ziekten. Patiënten met granulomatose van Wegener en met niet- geïdentificeerde ANCA lijken minder ernstig ziek te zijn. Nieraantasting komt minder vaak voor, terwijl gelokali- seerde ziekte en KNO-aantasting frequenter gezien wor- den. Een vijffactorenscore groter dan nul wordt minder frequent gezien. Het fenotype is eerder gelijkend op dat van ANCA-negatieve granulomatose van Wegener. Deze gegevens dienen nog in een groter, multicentrisch cohort te worden bevestigd. In EEn vroEG StadIUm? sultaten voorgesteld van een eerste longitudinaal kwalitatief interviewonderzoek bij patiënten met reumatoïde artritis in een vroeg stadium (8). bevestigde diagnose van reumatoïde artritis sinds hooguit één jaar. De patiënten waren afkomstig uit de Leuvense CareRA-studie. Vier tot zes maanden na toewijzing van de behandeling volgden er individuele interviews bij 26 patiën- ten. Minstens één jaar na de start van de behandeling was er een tweede evaluatie in focusgroepen. Daaraan namen on- der meer 14 van de 26 patiënten deel die ook aan het eerste interview hadden meegedaan. Bij analyse van de gesprekken viel op dat terugkeer naar een normale toestand de grootste gemene deler was van wensen van de patiënt. Die wensen waren op te splitsen in aspecten van ziektecontrole, fysieke aspecten, participatieaspecten en mentale aspecten. Wat ziektecontrole betreft, ervoeren de patiënten graag bewijs van die controle, wensten ze preventie en stabilisa- tie van gewrichtschade en minder medicatie. Fysieke wen- sen waren er op het vlak van wegblijven van pijn en andere fysieke symptomen, mobiliteit en functioneren van de gewrichten, beperking van bijwerkingen, slaapkwaliteit en normale veroudering. Als aspecten die betrekking hebben op participatie werden autonomie en activiteiten van het da- gelijkse leven geciteerd, net als betrokkenheid bij het werk en vrije tijd, opnemen van familiale, sociale en maatschap- pelijke rollen en herwinnen van vitaliteit. Mentale aspecten hadden te maken met mentaal welbevinden, eigenwaarde- gevoel, plezier in het leven en zich niet ziek voelen. wachtingen meer op. Ze waren dan wel iets realistischer en subtieler van aard. Afwezigheid van pijn bleef erg belang- rijk, afwezigheid van vermoeidheid werd dan minder aan- gehaald. Het was voor de deelnemers moeilijk om prioriteiten in hun verwachtingen aan te duiden. Wel viel een trend op waarin pijn en participatie als eerste of tweede bezorgdheid aan- gewezen werd. PET/CT-beelden geïnterpreteerd die werden genomen bij patiënten met axiale spondyloartritis (9). diag nose hadden van axiale spondyloartritis volgens de gemodificeerde New Yorkcriteria. Bij 77 procent van de patiënten was een verhoogde FDG-opname aanwezig in minstens één van de volgende vijf regio's: de lumbale pro- cessus spinosus (51%), de sacro-iliacale gewrichten (10%), de sternoclaviculaire gewrichten (18%), perifere gewrich- ten (15%) en costotransversaire gewrichten (28%). waarneembaar bij 59 procent van de patiënten. Bij het combineren van de informatie die apart met PET en CT was verkregen, was 95 procent van de PET/CT-beelden afwijkend en suggestief voor spondyloartritis. Deze preliminaire gegevens suggereren een potentieel veelbelovende rol voor FDG-PET/CT-beeldvorming bij patiënten met axiale spondyloartritis. En ExPrESSIE SynovIUmGEnEn en zijn team hebben de genexpressie onderzocht van het synovium van onbehandelde en behandelde patiënten. Ze stelden duidelijke verschillen vast en vonden ook markers die correleerden met respons op therapie. synovium van de knie van 65 patiënten met reumatoïde artritis. De bepaling van de genexpressie in het synovium kon zowel vooraf als tijdens therapie gebeuren. De deelne- mende patiënten leden aan reumatoïde artritis in een vroeg stadium, die behandeld werd met methotrexaat, tocilizu- mab of rituximab (bij resistentie tegen methotrexaat en TNF--remmers). |