rathyreoïdie (65,66). ('s morgens of 's middags) blijken geen invloed uit te oefe- nen op de serumconcentraties van CTX. Bij dialysepatiën- ten is er een significante correlatie tussen CTX en andere markers zoals osteocalcine, TRAP-5B, de BAF en PTH (67, 68). Een nadeel van de bepaling van CTX is dat het fragment wordt uitgedialyseerd. De CTX-concentratie is dan ook sig- nificant lager na dialyse (69). Voordelen van CTX-bepaling zijn dat de meting vrij gemakkelijk is (automatisering) en dat leverlijden niet interfereert met het resultaat. Tot besluit, TRAP-5B, PINP en CTX lijken veelbelovende markers bij de evaluatie van botombouw. Er is echter ver- der onderzoek nodig met inbegrip van botbiopsies om het klinische nut van die biomarkers bij de evaluatie van de botombouw bij dialysepatiënten te valideren. van tranSvErSaLE StUdIES naar LonGItUdInaLE StUdIES lueren van de botombouw bij dialysepatiënten. Een biopsie is ook belangrijk om de biomarkers te valideren. Biomarkers zijn slechts surrogaatmarkers van de botombouw. Met geen enkele biomarker kan een eventuele mineralisatiestoornis, zoals deze wordt waargenomen bij gemengd uremisch bot- lijden of osteomalacie, precies worden voorspeld. Die twee types van botlijden zijn evenwel minder frequent dan ady- namisch bot en osteitis fibrosa. In de klinische praktijk wordt nog maar zelden een botbiop- sie uitgevoerd om een formele diagnose te stellen omdat het gemakkelijker is biomarkers te bepalen. Een botbiop- sie blijft evenwel geïndiceerd na een fractuur en met name voordat een behandeling met een bisfosfonaat wordt over- wogen bij een dialysepatiënt. bruik van biomarkers te valideren, is ook de belangrijkste verklaring voor de onzekerheden omtrent het nut van de meeste van die biomarkers. Grote multicentrische stu- dies met biopsie zijn noodzakelijk om het gebruik van de meeste van die biomarkers bij het voorspellen van de botombouw te valideren. In afwachting daarvan moe- ten we pragmatisch zijn. We moeten proberen om de voorgestelde botbiomarkers zo goed mogelijk te interpre- teren in de dagelijkse praktijk. PTH is de meest gebruikte botbiomarker (ook in klinische studies van de behandeling van CKD-MBD). PTH is waarschijnlijk echter niet de beste biomarker van de botombouw en dat om fysiologische (PTH wordt geregeld door het serumcalcium en werkt slechts indirect in op het bot) en klinisch-biologische rede- nen (lage stabiliteit, te hoog KV). Daarom zijn we het ook eens met de aanbeveling van het KDIGO, dat voorstelt om periodiek de BAF te meten bij dialysepatiënten. De BAF is een `echte' biomarker van het bot en blijkt ook een beter biologisch profiel te hebben, maar dat laatste moet nog worden bevestigd. We hebben ook het mogelijke nut van andere biomarkers van het bot besproken. Hun plaats bij de diag nostiek en de follow-up van de botombouw moet echter nog nader worden onderzocht. Eén van de risico's is dat het aantal tests gaat stijgen, waardoor de kosten zullen oplopen, wat eventueel kan leiden tot discordante resultaten. Het gaat hier niet uitsluitend over discordan- tie bij een transversale studie, maar ook en meer nog bij een longitudinale studie met follow-up van die resultaten bij eenzelfde patiënt. Wij denken inderdaad en dat is een andere belangrijke conclusie van dit artikel dat het waarschijnlijk tijd is om over te schakelen van strikt `diag- nostische' en `transversale' studies naar `follow-up-' of `longitudinale' studies. Onze therapeutische beslissingen zijn immers meestal gebaseerd op de evolutie, de verande- ring van de concentraties van de biomarkers in plaats van op een geïsoleerd laboratorium resultaat. Dit onderstreept nogmaals het belang van een goede samenwerking tussen de nefroloog en de klinische bioloog. 1. kdigo clinical practice guideline for the diagnosis, evaluation, prevention, and treatment of 2006;70:1358-66. evidence for the complexity of the association between mineral metabolism and outcomes. j am soc nephrol 2004;15:770-9. 41:997-1007. 1996;7:506-12. am j kidney dis 2013;61:847-8. res 2011;26:1368-76. |