om een normale of zelfs een hoge PTH-spiegel een vermin- derde botombouw niet uitsluit. Er zijn nog andere risicofac- toren voor de ontwikkeling van adynamisch bot beschreven, waaronder peritoneale dialyse, de leeftijd en diabetes (2). gepaard met een pathologische botombouw, maar ook met een hogere sterfte (4). Ook een te lage PTH-spiegel gaat, althans in sommige studies, gepaard met vroege sterfte (14). Zowel lage als hoge PTH-spiegels correleren met een hoger fractuurrisico (2, 15). PTH is een peptidehormoon van 84 aminozuren dat door de bijschildklieren wordt afgescheiden wanneer de hoeveelheid geïoniseerd calcium in het bloed daalt. PTH dient vooral om de serumcalciumspiegel te ver- hogen, maar heeft ook een effect op de fosforspiegel: het vermindert de reabsorptie van fosfor in de proximale tubuli. Bij nierlijden en meer nog bij dialysepatiënten verhoogt PTH de fosforspiegel door botafbraak met afgifte van fosfor uit het bot. PTH is toe te schrijven aan de eerste drie aminozuren van het N-terminale deel van de peptide. Sinds 1987 wordt het zogeheten `intact PTH' gemeten (dosering van de tweede generatie). Die tests meten het PTH 1-84, de actieve peptide, maar ook (met uiteenlopende kruisreactiviteit) PTH 7-84. PTH 7-84 is een fragment van PTH dat zich ophoopt bij nier insufficiëntie en dat mogelijk biologische effecten heeft die tegengesteld zijn aan die van PTH 1-84 (17,18). Sinds kort bestaan er tests van de derde generatie die specifiek PTH 1-84 meten en niet PTH 7-84 (19). De klinische gegevens die worden verkregen met die twee generaties, blijken ech- ter zeer vergelijkbaar te zijn. De PTH-spiegel gemeten met een test van de derde generatie is uiteraard veel lager dan de spiegels die worden gemeten met een test van de tweede generatie. Enkele jaren geleden werd een studie uitgevoerd waarin de gegevens van botbiopsies werden gecorreleerd met de PTH-spiegel die werd gemeten met beide tests. Daar- bij werd vastgesteld dat de verhouding PTH 1-84/PTH 7-84 beter correleerde met de histomorfometrische gegevens dan om het even welke PTH-spiegel op zich (8). In drie andere studies werd dat resultaat echter niet beves- tigd, al waren de patiënten in die verschillende studies niet vergelijkbaar qua behandeling met vitamine D, wat de dis- cordantie tussen de studies ten dele zou kunnen verklaren (20-22). Een ander aspect waar in die studies rekening mee moet worden gehouden, is de etnische origine van de pa- tiënten. Er zouden verschillen bestaan tussen bijvoorbeeld blanke en Afro-Amerikaanse dialysepatiënten. Bij een gege- ven alkalischefosfatasespiegel is de PTH-spiegel doorgaans wijst erop dat een normale of optimale botombouw in die twee rassen geassocieerd zou kunnen zijn met verschillende PTH-concentraties (23, 24). Naast een evaluatie van de bot- ombouw biedt een bepaling van de PTH-spiegel nog andere klinische informatie. Zo is aangetoond dat de PTH-spiegel gemeten met een test van de derde generatie (maar niet met een test van de tweede generatie en ook niet de verhouding 1-84/7-84) de totale sterfte voorspelde in een groep dialyse- patiënten (25). twee generaties van PTH-tests blijken vergelijkbare infor- matie te bieden en er zijn geen voldoende bewijzen om het laboratorium te vragen om over te schakelen van een test van de tweede generatie naar een test van de derde gene- ratie. Wat de verhouding 1-84/7-84 betreft, denken we dat nieuwe studies met botbiopsies vereist zijn om na te gaan of die verhouding inderdaad diagnostisch interessant is bij dialysepatiënten. Daarbij moet ook voor ogen worden gehouden dat de PTH-spiegel dan twee keer moet worden gemeten, één keer met een test van de tweede generatie en één keer met een test van de derde generatie, wat het kos- tenplaatje flink verhoogt. lijkbaar is met dat van patiënten met een normale nier- functie, moeten dialysepatiënten een PTH-concentratie hebben die boven de normaalwaarden ligt. De Amerikaanse richtlijnen (KDOQI Kidney Disease Outcomes Quality Initiative) stellen voor om te streven naar een serum-PTH- spiegel van 150 tot 300pg/ml. Bij dialysepatiënten hebben meerdere, weliswaar al oudere studies aangetoond dat die spreiding van PTH-waarden gepaard gaat met een normale botombouw bij botbiopsie (26). Die aanbeveling was echter gebaseerd op studies waarin de iPTH-spiegel werd bepaald met een test van de firma Allegro. Die test bestaat echter niet meer. Er bestaan nu meerdere andere tests om de PTH- spiegel te bepalen en de resultaten van de verschillende test- methoden blijken nogal uit elkaar te lopen (een verschil van factor 4 tussen de laagste en de hoogste gemeten concen- traties) (18). Bij gebrek aan internationale standaard voor meting van PTH 1-84 is het zeer moeilijk de tests voor bepa- ling van de PTH-spiegel te harmoniseren. Daarom stelt het KDIGO een nieuwe definitie van `normale' PTH-waarden in dialyse voor, een definitie die niet meer gebaseerd is op een absolute maar op een relatieve waarde (1). De norm voor een PTH-spiegel in dialyse stemt overeen met een waarde tussen 2- en 9-maal de bovengrens van de waarden die in een normale populatie worden gemeten. Met de Allegrotest zou dat betekend hebben: een vork van 130 tot 585pg/ml indien we een waarde van 65pg/ml (waarde die door Allegro werd opgegeven) gebruiken als bovengrens van het normale bereik. Dat is een pragmatische aanpak, die de verschillen |