background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 5 | 2013
47
traUmatISCHE aandoEnInGEn van En rond
HEt SC-GEWrICHt
Blessures van het SC-gewricht zijn zeldzaam. Uit een groot
onderzoek van Rowe en Marble bleek dat van de 1.603
schouderblessures er slechts bij 3 procent sprake was van
een beschadiging van het SC-gewricht (4). De twee belang-
rijkste oorzaken van beschadigingen van het SC-gewricht
zijn hoogenergetische traumata (bv. motorongelukken en
sportblessures).
fraCtUrEn BIj KIndErEn/adoLESCEntEn/
jonGvoLWaSSEnEn (tot ± 23 j).
Zoals reeds werd aangegeven in de introductie verschijnt
de mediale groeikraakbeenschijf heel laat. Daarom is een
echte luxatie heel uitzonderlijk voor de leeftijd van 23 jaar
en betreft het meestal een verplaatste fractuur ter hoogte
van de groeikraakbeenschijf (epifysiolyse) (5). De verplaat-
sing van het laterale deel van de clavicula kan zowel naar
voren als naar achteren zijn.
Rx, echo en CT kunnen gebruikt worden om de diagnose te
stellen. Als er geen metafysaire component is aan de frac-
tuur (Salther-Harris II), kan door het feit dat de epifyse nog
niet verbeend is, een fractuur op CT misgediagnosticeerd
worden als een luxatie. In deze gevallen kan een NMR-
scan meer uitsluitsel geven. Initieel is steeds een gesloten
reductie aangewezen. Indien dit faalt wordt er, wegens de
belangrijke mediastinale structuren posterieur van het
gewricht, voornamelijk bij de posterieur verplaatste frac-
tuur een open reductie en interne fixatie aangeraden.
mEdIaLE CLavICULafraCtUrEn BIj voLWaSSEnEn
Drie tot tien procent van alle claviculafracturen zijn me-
diale claviculafracturen (6). Gezien de etiologie van hoog-
energetische traumata zijn er in 90 procent van de gevallen
geassocieerde letsels (hemo-/pneumothorax, ribfracturen,
hoofd-halsletsels). Een CT is doorgaans het meest aan-
gewezen onderzoek om de diagnose te stellen (Figuur 1).
In 22 procent van de gevallen wordt de fractuur gemist
bij Rx.
Meestal ontstaat er een verkorting en verplaatst het late-
raal deel zich anterieur.
De initiële behandeling is conservatief met een draag-
doek of een cijfer 8-verband voor comfort. Doch, in ver-
gelijking met midshaft-fracturen is er een grotere kans
op non-union. Operatieve behandeling is meestal succes-
vol, hoewel deze behandeling enkel in case reports wordt
gemeld.
SC-dISLoCatIE
Net zoals bij het acromioclaviculaire gewricht kan het
SC-gewricht ook luxeren. Daar waar de superieure luxatie
bij het acromioclaviculaire gewricht het meest frequent
is, is dit voor het SC-gewricht de anterieure luxatie (1).
Contrasterend met de uiterst zeldzame inferieure luxatie
van het acromioclaviculaire gewricht is een posterieure
luxatie van het SC-gewricht veel frequenter. Een poste-
rieure dislocatie kan veroorzaakt worden door een directe
klap op de anteromediale clavicula of door een hevige
kracht die wordt uitgeoefend op de posterolaterale schou-
der zodat de schouder anterieur verschuift. Een anterieure
dislocatie kan optreden wanneer de anterolaterale clavicu-
la geraakt wordt en de schouder naar achteren verschuift.
Het posttraumatische SC-letsels worden het best met
een CT-scan geëvalueerd (Figuur 2). Op de axiale sec-
ties zijn zowel de gekwetste als de normale zijde te zien.
Posterieure luxaties kunnen leiden tot beschadigingen
van posterieure mediastinale structuren. Soms kan kort-
ademigheid, moeite met slikken of zelfs stikken hierdoor
verklaard worden. In de meest ernstige gevallen kan zelfs
een hemodynamische shock of pneumothorax optreden.
Net zoals bij het acromioclaviculaire gewricht zijn er gra-
daties om de ernst van het trauma ter hoogte van het SC-
gewricht te beschrijven. Bij patiënten met type I-letsels
zijn de ligamenten nog intact en is het gewricht nog stabiel.
Bij type II-letsels is er sprake van een gedeeltelijke bescha-
diging van de ligamenten. Type III-letsels resulteren in
een luxatie van het SC-gewricht, hetzij naar voren, hetzij
figuur 2: driedimensionale reconstructie van een anterieure
SC-luxatie links.
figuur 1: driedimensionale reconstructie van een mediale
claviculafractuur rechts.