(in enkele minuten) op veranderingen van het gei oniseerde calcium (Figuur 1). Een geïsoleerde meting van de serum- PTH-spiegel geeft daarom nog niet een correct beeld van de botombouw, tenzij wanneer de spiegel uiterst laag of hoog is. Dit betekent dat PTH-meting nuttig is, maar dat waar- schijnlijk ook nog andere botbiomarkers moeten worden geëvalueerd. van BotomBoUW? bepaling van de BAF als aanvullende test en/of bevestigende test bij het evalueren van de botombouw bij dialysepatiën- ten (1). Alkalische fosfatasen zijn glycoproteïnen die in ver- schillende organen worden geproduceerd zoals de lever, de placenta, de nieren, de leukocyten en de darmen (31). De BAF wordt afgegeven door de osteoblasten en speelt een belangrijke rol bij de botmineralisatie. De serumconcentra- tie van de BAF blijkt niet afhankelijk van de nierfunctie. In oudere studies werd aangetoond dat bepaling van de BAF interessant zou kunnen zijn bij het evalueren van de botom- bouw bij patiënten met nierinsufficiëntie. In transversale studies hebben meerdere auteurs inderdaad een significante correlatie waargenomen tussen de BAF en PTH (6;7;32-40). In studies waarin histomorfometrisch onderzoek werd ver- richt, hebben de meeste auteurs vastgesteld dat de mate van botaanmaak iets beter correleerde met de BAF dan met de totale concentratie van alkalische fosfatasen (9, 33, 35-37). Volgens sommige auteurs correleert de botaanmaak beter met de BAF dan met de PTH-spiegel (6, 7, 9). Ook de ver- houding sensitiviteit/specificiteit bij het diagnosticeren van een te sterke botombouw was bij bepaling van de BAF beter dan of gelijk aan die bij bepaling van de PTH-spiegel (6, 7, 9, 35, 40, 41). De combinatie van de twee biomarkers (BAF en PTH) zou volgens sommige auteurs bijzonder interes- sant kunnen zijn (9, 41). Zo hebben Urena et al. aangetoond dat een BAF-concentratie van meer dan 20ng/ml een lage botombouw bij hemodialysepatiënten formeel uitsloot (9). Ook Couttenye et al. stellen een cut-off-waarde van de BAF voor bij de detectie van adynamisch bot (41). De BAF blijkt echter niet in alle studies beter te zijn dan bepaling van de PTH-spiegel (8, 36, 42). Interessant is dat sommige auteurs een verband hebben vastgesteld tussen de totale concen- tratie van alkalische fosfatasen en het fractuurrisico bij dia- lysepatiënten (43). Recente observationele studies wijzen op een positieve correlatie tussen de totale concentratie van alkalische fosfatasen en de sterfte bij hemodialysepa- tiënten of patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (44-47). De correlatie bleef significant na correctie voor andere le- verenzymen (46, 47). Recentelijk werd ook een dergelijke correlatie beschreven tussen de BAF en de sterfte (48, 49). van bepaling van de PTH-spiegel zouden van analytische aard kunnen zijn. De BAF kan immers worden bepaald met al dan niet geautomatiseerde immunologische tests die de massa of de activiteit van het enzym bepalen. De firma Beck- man-Coulter is eigenaar van de epitoop, verleent licenties en levert de antistof, `Ostase BAP' genoemd, aan andere gese- lecteerde bedrijven. Daardoor zou het gemakkelijker moe- ten zijn de verschillende tests te harmoniseren. De BAF is bovendien stabieler dan het PTH en wordt niet beïnvloed door de voeding of de nierfunctie (50, 51). Bij de follow-up van de botombouw zou de analytische superioriteit van de BAF ten opzichte van PTH een belangrijk argument kunnen zijn. Het KV bij bepaling van de BAF blijkt immers heel wat lager te zijn dan bij bepaling van de PTH-spiegel. Sardiwal et al. hebben een KV van 36% berekend voor de BAF en terwijl dit voor de PTH-spiegel 72% bedroeg (52). Die resultaten werden in een andere studie bevestigd: KV van 23% voor de BAF en 39% voor PTH (10). directe correlatie gevonden tussen de serumspiegels van BAF en PTH. Het KDIGO stelt dan ook dat meting van de PTH-spiegel en de BAF complementair is (1). Bij een longitu- dinale follow-up van de patiënten zien we echter dat de evo- lutie van die twee markers niet altijd parallel verloopt (met bijvoorbeeld een stijging van de PTH-spiegel, terwijl de BAF bij diezelfde patiënt daalt). Dat werd onlangs nog geïllus- treerd in een observationele studie. In die studie werd tijdens een korte (6 weken) of een langere periode (52 weken) geen enkele significante correlatie teruggevonden tussen de ver- anderingen van de PTH-spiegel (PTH) en die van de BAF (BAF) (34). De serum-PTH-concentraties volgen de `acute' veranderingen van het serumcalcium snel. De veranderin- gen die te maken hebben met de hernieuwing van het bot en die de concentratie van de BAF bepalen, nemen echter meer tijd in beslag (Figuur 1). De halfwaardetijd van de BAF is één tot twee dagen, die van PTH bedraagt slechts enkele minuten (53). De verschillen die in deze studie werden waar- genomen, kunnen ten dele worden uitgelegd door kinetische verschillen tussen PTH (dat een korte halfwaardetijd heeft |