background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 5 | 2013
30
Kinetiek van de veranderingen van de PTH-spiegel en botbiomarkers
PTH: uren ­ dag
Biomarkers: 2-4 maanden
Botmassa: jaren
terwijl de PTH-secretie een proces is dat snel reageert
(in enkele minuten) op veranderingen van het gei oniseerde
calcium (Figuur 1). Een geïsoleerde meting van de serum-
PTH-spiegel geeft daarom nog niet een correct beeld van de
botombouw, tenzij wanneer de spiegel uiterst laag of hoog
is. Dit betekent dat PTH-meting nuttig is, maar dat waar-
schijnlijk ook nog andere botbiomarkers moeten worden
geëvalueerd.
Baf: nIEUWE rEfErEntIEBIomarKEr
van BotomBoUW?
Wij sluiten ons aan bij de richtlijnen van het KDIGO voor
bepaling van de BAF als aanvullende test en/of bevestigende
test bij het evalueren van de botombouw bij dialysepatiën-
ten (1). Alkalische fosfatasen zijn glycoproteïnen die in ver-
schillende organen worden geproduceerd zoals de lever, de
placenta, de nieren, de leukocyten en de darmen (31). De
BAF wordt afgegeven door de osteoblasten en speelt een
belangrijke rol bij de botmineralisatie. De serumconcentra-
tie van de BAF blijkt niet afhankelijk van de nierfunctie. In
oudere studies werd aangetoond dat bepaling van de BAF
interessant zou kunnen zijn bij het evalueren van de botom-
bouw bij patiënten met nierinsufficiëntie. In transversale
studies hebben meerdere auteurs inderdaad een significante
correlatie waargenomen tussen de BAF en PTH (6;7;32-40).
In studies waarin histomorfometrisch onderzoek werd ver-
richt, hebben de meeste auteurs vastgesteld dat de mate van
botaanmaak iets beter correleerde met de BAF dan met de
totale concentratie van alkalische fosfatasen (9, 33, 35-37).
Volgens sommige auteurs correleert de botaanmaak beter
met de BAF dan met de PTH-spiegel (6, 7, 9). Ook de ver-
houding sensitiviteit/specificiteit bij het diagnosticeren van
een te sterke botombouw was bij bepaling van de BAF beter
dan of gelijk aan die bij bepaling van de PTH-spiegel (6, 7,
9, 35, 40, 41). De combinatie van de twee biomarkers (BAF
en PTH) zou volgens sommige auteurs bijzonder interes-
sant kunnen zijn (9, 41). Zo hebben Urena et al. aangetoond
dat een BAF-concentratie van meer dan 20ng/ml een lage
botombouw bij hemodialysepatiënten formeel uitsloot (9).
Ook Couttenye et al. stellen een cut-off-waarde van de BAF
voor bij de detectie van adynamisch bot (41). De BAF blijkt
echter niet in alle studies beter te zijn dan bepaling van de
PTH-spiegel (8, 36, 42). Interessant is dat sommige auteurs
een verband hebben vastgesteld tussen de totale concen-
tratie van alkalische fosfatasen en het fractuurrisico bij dia-
lysepatiënten (43). Recente observationele studies wijzen
op een positieve correlatie tussen de totale concentratie
van alkalische fosfatasen en de sterfte bij hemodialysepa-
tiënten of patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (44-47).
De correlatie bleef significant na correctie voor andere le-
verenzymen (46, 47). Recentelijk werd ook een dergelijke
correlatie beschreven tussen de BAF en de sterfte (48, 49).
De belangrijkste voordelen van BAF-meting ten opzichte
van bepaling van de PTH-spiegel zouden van analytische
aard kunnen zijn. De BAF kan immers worden bepaald met
al dan niet geautomatiseerde immunologische tests die de
massa of de activiteit van het enzym bepalen. De firma Beck-
man-Coulter is eigenaar van de epitoop, verleent licenties en
levert de antistof, `Ostase BAP' genoemd, aan andere gese-
lecteerde bedrijven. Daardoor zou het gemakkelijker moe-
ten zijn de verschillende tests te harmoniseren. De BAF is
bovendien stabieler dan het PTH en wordt niet beïnvloed
door de voeding of de nierfunctie (50, 51). Bij de follow-up
van de botombouw zou de analytische superioriteit van de
BAF ten opzichte van PTH een belangrijk argument kunnen
zijn. Het KV bij bepaling van de BAF blijkt immers heel wat
lager te zijn dan bij bepaling van de PTH-spiegel. Sardiwal et
al. hebben een KV van 36% berekend voor de BAF en terwijl
dit voor de PTH-spiegel 72% bedroeg (52). Die resultaten
werden in een andere studie bevestigd: KV van 23% voor de
BAF en 39% voor PTH (10).
Zoals we al hebben gezegd, werd in transversale studies een
directe correlatie gevonden tussen de serumspiegels van
BAF en PTH. Het KDIGO stelt dan ook dat meting van de
PTH-spiegel en de BAF complementair is (1). Bij een longitu-
dinale follow-up van de patiënten zien we echter dat de evo-
lutie van die twee markers niet altijd parallel verloopt (met
bijvoorbeeld een stijging van de PTH-spiegel, terwijl de BAF
bij diezelfde patiënt daalt). Dat werd onlangs nog geïllus-
treerd in een observationele studie. In die studie werd tijdens
een korte (6 weken) of een langere periode (52 weken) geen
enkele significante correlatie teruggevonden tussen de ver-
anderingen van de PTH-spiegel (PTH) en die van de BAF
(BAF) (34). De serum-PTH-concentraties volgen de `acute'
veranderingen van het serumcalcium snel. De veranderin-
gen die te maken hebben met de hernieuwing van het bot en
die de concentratie van de BAF bepalen, nemen echter meer
tijd in beslag (Figuur 1). De halfwaardetijd van de BAF is
één tot twee dagen, die van PTH bedraagt slechts enkele
minuten (53). De verschillen die in deze studie werden waar-
genomen, kunnen ten dele worden uitgelegd door kinetische
verschillen tussen PTH (dat een korte halfwaardetijd heeft
figuur 1: Kinetiek van de veranderingen van de PtH-spiegel
en botbiomarkers (PtH = parathormoon)