pijn, al dan niet uitstralend, wordt in minder dan 10 procent van de gevallen gemeld. Afhankelijk van het klachten- patroon, wordt een elastofibroma soms verkeerd ge- diagnos ticeerd als een rotator cuffscheur, impingement- syndroom of subacromiale bursitis (4). Men raadt aan om de patiënt klinisch en echografisch te onderzoeken met de arm in abductie en anteflexie, zodat de massa van achter het schouderblad `luxeert'. In neu- trale positie kan de overliggende scapula het letsel immers maskeren (5). zich in de typische kenmerken op beeldvorming. Echografisch zien we meerdere afwisselende hypo- en hyperechogene banden, die evenwijdig verlopen aan de thoraxwand. De hyporeflectieve zones komen overeen met de vetdeposities, terwijl de hyperreflectieve banden fibro-elastische strengen aangeven. Het signaal op power- doppler is meestal niet toegenomen, wat duidt op de afwe- zigheid van intrinsieke vasculariteit (5). Computertomografie (CT) toont een heterogene, lens- vormige wekedelenmassa met de densiteit van skelet- spierweefsel. In deze massa is matuur vetweefsel zichtbaar als banden met lagere densiteit. Het letsel is doorgaans onscherp aflijnbaar door de afwezigheid van een kapsel. Beelden in het botvenster tonen de afwezigheid van des- tructie van het tegenaanliggende bot. Bij kleine letsels kan de gelaagde structuur ontbreken, alsook de zones van ver- minderde attenuatie (4). MRI toont nog beter dan CT het karakteristieke gelaagde patroon van een elastofibroma. Het fibro-elastische weefsel is de overheersende component en is iso-intens ten opzichte van de omgevende spieren op zowel T1- als T2-gewogen beelden. Het vetweefsel heeft een hoge signaalintensiteit op beelden (6). Hoewel het om een niet-afgekapselde massa gaat, zijn de grenzen van het letsel op MRI-beelden duide- lijker af te lijnen dan op CT-beelden. Na de toediening van gadoliniumcontrast kleurt het letsel meestal zwak aan. Een sterkere aankleuring is atypisch. Destructie van het aan- liggende bot komt niet voor bij een elastofibroma dorsi en doet een maligne tumor vermoeden (4). De aanwezigheid van een gelijkaardige periscapulaire zwelling aan de contralaterale zijde sluit maligniteit nage- noeg volledig uit. Bij het vermoeden van een elastofibroma dorsi is het daarom belangrijk om beide schoudergordels in beeld te brengen. heelkunde. Excisie gebeurt soms wel bij patiënten met ernstige pijnklachten of om cosmetische redenen. Ook wanneer de diameter van de massa meer dan 5 centimeter bedraagt, kan worden gekozen voor een resectie. Een conservatief beleid blijft echter de regel. Bij typische beeld- vorming is preoperatieve histopathologische bevestiging niet noodzakelijk. Biopsie is slechts nodig bij atypische beeldvorming, botdestructie en snelgroeiende subscapulaire letsels (1, 2). tumor, die vooral voorkomt bij vrouwen boven de leeftijd van 50 jaar. Op beeldvorming herkent men het letsel aan het karakteristieke patroon van afwisselende bandvormige strengen van fibro-elastisch en vetweefsel. Beeldvorming, vooral MRI, maakt de zekerheidsdiagnose mogelijk, waar- door invasieve diagnostiek (biopsie) onnodig wordt. 1. go Ph. meadows mC, deleon em, Chamberlain rs. elastofibroma dorsi: a soft tissue 2004;30:450-3. |