beHandeling en bescHrijving van de cHirurgiscHe opties 2. Orthopedisch chirurg, Ortho-Clinic, heilig hartziekenhuis, Lier van het lateraal ligamentair complex. Chronische laterale enkelinstabiliteit wordt geken- merkt door persisterende pijn, recidiverende laterale enkeldistorsies en een gevoel van onstabiliteit. Conservatieve behandeling bestaat uit het dragen van adequaat schoeisel, revalidatie en steunzolen. Ondanks deze maatregelen dienen sommige patiënten toch een ingreep te ondergaan om opnieuw voldoende enkelstabiliteit te verkrijgen. Een eerste categorie van ingrepen heeft als doel het ophechten en verstevigen van het gescheurde of lakse lateraal ligamentair complex. Een tweede categorie van ingrepen heeft als uitgangspunt dat de bestaande ligamenten niet meer hersteld kunnen worden, en beoogt om die reden een volledige reconstructie van het lateraal ligamentair complex. Hiervoor zijn verschillende technieken beschreven, onder andere een reconstructie met behulp van de pees van de m. peroneus brevis. De peroneus brevisspier of -pees is echter net zelf een belangrijke stabilisator van de enkel. Daarom werden recent technieken beschreven waarbij men een anatomische reconstructie uitvoert met behulp van vrije peesgreffen, zoals de gracilispees. In dit artikel beschrijven we meer uitvoerig het probleem van chronische enkelinstabiliteit, en bespreken we een nieuwe techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van een reconstruc- tie van het lateraal ligamentair complex met behulp van een vrije gracilis-autogreffe. rt sport gerelateerde blessures. Van de enkeldistorsies zijn 85 procent inversietrauma's, waarbij er voornamelijk schade optreedt ter hoogte van het lateraal ligamentair complex, met daarin het anterieur talofibulair ligament (ATFL), het calcaneofibulair ligament (CFL) en het posterieur talofibu- lair ligament (PTFL) (1) (Figuur 1). Een deel van de patiënten die een enkeldistorsie door- maken zal evolueren naar chronische enkelinstabiliteit. Deze wordt gekenmerkt door persisterende pijn, recidiverende incidentie van persisterende enkelinstabiliteit na een acute enkeldistorsie varieert van 15 tot 48 procent (2). Vooral mensen met een varusas van de achtervoet, cavusvoeten, plantaire buiging van de eerste metatarsaal of algemene laxiteit, hebben een belangrijk risico om chronische late- rale enkelinstabiliteit te ontwikkelen. Daarbij komt dat bepaalde subgroepen van patiënten, bijvoorbeeld voet- ballers, risicoactiviteiten uitoefenen die de kans op recidi- verende enkeldistorsies vergroten. Deze groep van `high demand patients' zal sneller geneigd zijn medisch advies te vragen in verband met enkelinstabiliteit (3). |