De schildwachtklier kon worden geïdentificeerd in 92,9% van de gevallen van cN1 en in 89,5% van de gevallen van cN2. Het percentage fout-negatieve uitkomsten was 14,0% (14). 4 groepen ingedeeld, waaronder pre- en postchemothe- rapie ( het percentage fout-negatieve uitkomsten te bepalen, maar ook om na te gaan welke factoren aanleiding kunnen geven tot fout-negatieve uitkomsten. Een schildwachtklier werd teruggevonden in 99% van de gevallen voor neo- adjuvante chemotherapie bij cN0, slechts in 60% van de gevallen na neoadjuvante chemotherapie en in 80% van de gevallen bij patiënten met een cN1-kanker die een cN0- kanker was geworden. Het percentage fout-negatieve uit- komsten was overigens erg hoog (51,6%) bij patiënten bij wie de schildwachtklier al was opgespoord voor de che- motherapie. Dat percentage bedroeg 14,1% bij patiënten met een cN1-kanker die een cN0-kanker was geworden. Het percentage fout-negatieve uitkomsten na neoadju- vante chemotherapie tot slot bedroeg 14% bij patiënten met aanvankelijk een cN1-kanker. De conclusie luidt dus dat de schildwachtklier zeer vaak kan worden gedetec- teerd voor behandeling, maar het percentage detectie van de schildwachtklier is onaanvaardbaar laag als de proce- dure voor opsporing van de schildwachtklier wordt over- gedaan na een neoadjuvante behandeling. Momenteel zijn twee studies aan de gang, Alliance en NRG 9353, waarin okselklieruitruiming wordt vergeleken met radiothera- pie na biopsie van de schildwachtklier na neoadjuvante chemotherapie (15). radiotherapie van de hele borst na conservatieve chirurgie vergeleken: 50Gy in 25 fracties verspreid over 5 weken en respectievelijk 41,6Gy of 39Gy in 13 fracties verspreid over 5 weken. Het percentage lokaal recidief na 10 jaar was respectievelijk 7,4%, 6,3% en 8,8%. In de START B-studie werd een dosis van 50Gy verdeeld over 25 fracties in 5 weken vergeleken met 40Gy in 15 fracties over 3 weken. Het percentage lokaal recidief na 10 jaar was respectieve- lijk 5,5% en 4,3%. "De resultaten van de UK START-studie (Standardisation of Breast Radiotherapy) momenteel een follow-up van 10 jaar werd immers aan- getoond dat de patiënten goed kunnen worden behandeld met een lagere en minder gefractioneerde dosis (40Gy in 15 fracties in plaats van de klassieke 50Gy in 25 doses (Figuur 2), terwijl de cosmetische resultaten beter zijn (16)." vroeg stadium. Ook in die studie werden interessante re- sultaten waargenomen. Het percentage homolateraal re- cidief na 5 jaar was beter dan met de klassieke EBRT-tech- niek (HR = 2,05; p = 0,042) behalve bij patiënten met een PgR-positieve borstkanker. De sterfte was evenwel lager, het verschil was echter niet significant en vooral de sterf- te die niet gerelateerd was aan borstkanker, was beter na peroperatieve radiotherapie. Er waren ook minder andere kankergezwellen dan borstkanker (-2,1%; p = 0,009) (17). kaal en regionaal recidief aangetoond dat toediening van chemotherapie na een chirurgische behandeling voor een lokaal recidief het risico op een later recidief na 5 jaar met 41% verlaagt (p = 0,046) en de sterfte met 59% (p = 0,02). Chemotherapie had vooral een gunstig effect bij HR-negatieve borstkanker. Bij multivariate analyse hadden de volgende factoren een prognostische waarde wat de ziektevrije overleving betreft: het vrije interval tussen de behandeling van de primaire tumor en de diagnose van lokaal recidief (p = 0,002) en toediening van chemothe- rapie na de chirurgische behandeling voor lokaal recidief (p = 0,01). De hormonale toestand van de primaire tumor, toediening van adjuvante chemotherapie na behandeling van de primaire tumor en de ligging van het lokale recidief hadden geen prognostische waarde (18). ATLAS-studie ( vante behandeling met tamoxifen gedurende 5 en 10 jaar vergeleken (19). Daarmee is de discussie over de optimale duur van een hormonale behandeling weer geopend en moet worden overwogen om de praktijk te veranderen, "althans bij sommige premenopauzale patiënten die geen aromataseremmer krijgen", zei Guy Jerusalem (ULg). We herinneren eraan dat de EBCTCG bij een meta-analyse van 20 studies heeft aangetoond dat tamoxifen gedurende 5 jaar niet alleen het risico op recidief verlaagt, maar ook de sterfte na 15 jaar met ongeveer een derde verlaagt (23,6% tegen 32,7%) (20). positieve borstkanker gerandomiseerd naar verdere behan- deling met tamoxifen gedurende nog eens 5 jaar (n = 3.428) |