![]() partum. Het urinaire systeem wordt enorm belast tijdens de zwangerschap en de spreker startte zijn voordracht dan ook met een overzicht van de fysiologie en neurologie van de blaas. Hierna maakte hij een duidelijk onderscheid tus- sen het voorkomen van reten- tie van urine in de zwanger- schap vs post partum. Indien urineretentie gedurende de zwangerschap optreedt, be- treft het een louter mechani- sche unifactoriële retentie, bv. door inklemming van ureter. Dit treedt acuut op en is een urgentie. Het instellen van de diagnose en correcte behande- ling werd vervolgens overlopen ( urineretentie in het postpar- tum is daarentegen veeleer multifactorieel: neurologisch (neuropraxie: schade myeline rond zenuwen wat spontaan regeneert), systemisch (eerste 48u postpartum treedt een fy- siologische diurese op) alsook mechanisch (oedeem t.h.v. tri- gonum alsook rondom urethra waardoor afklemming). Yip van post-partumurinerentie in 1-4% van de vrouwen. In een meta-analyse van Mulder en Roovers werden 4 ri- sicofactoren voor het ontwikkelen van urinaire retentie geïdentificeerd: kunstverlossing, epidurale anesthesia, episiotomie en primipariteit. Kunstverlossing en epidu- rale anesthesie kwamen in aanmerking als onafhanke- lijke factoren. Yip een onafhankelijke risicofactor is op het ontwikkelen van postpartum urinaire retentie. tiënte identificeren en verder nauwlettend opvolgen om zo een 6u post partum of na verwijderen van de blaassonde na een sectio, niet te missen. De Decker stelt voor bij deze specifieke groep een lage drempel tot bepalen van een postmictioneel residu te hanteren. Wat de behandeling betreft bestaat er nog geen vast protocol. Zo een gestegen postmictioneel residu (> 300cc) wordt opgemerkt, verkiest manente sonde wegens het verminderd infectierisico en betere opvolging van het verloop van de retentie. Anesthesia |