![]() tal maternale factoren de kans op incontinentie te verho- gen: BMI, leeftijd bij de eerste bevalling, en vier of meer partussen ( cepsbevalling en opnieuw een zeer beschermend effect van een primaire sectio. Een hogere leeftijd bij de eerste partus en het aantal bevallingen doen dan weer het risico op prolaps toenemen. Anders dan voor urinaire inconti- nentie lijkt er een veel sterkere toename van de incidentie van prolaps met elke bijkomende bevalling. voor fecale incontinentie is uiteraard het gebruik van een forceps, wat het risico op fecale incontinentie 12 jaar na de partus meer dan verdubbelt. Anders dan voor urinaire incontinentie en prolaps lijkt een keizersnede geen be- schermend effect te hebben. Een drietal maternale ken- merken zorgen voor een verhoogd risico: een BMI > 25, leeftijd bij partus > 30 jaar en een Aziatische origine. conclusies: een associatie tussen twee factoren betekent uiteraard niet dat er per se een oorzakelijk verband is. Sint Jozefskliniek, Izegem vereist de samenwerking van verschillende mechanismen: een normale darmfunctie en stoel- gangsconsistentie, een rectum als reservoir, een goede functie van de musculus puborectalis, externe anale sfincter en interne anale roïdale plexus. Indien een of meerdere van deze systemen falen, kan ongewild stoelgangs- of flatusverlies optreden. en staat onder controle van het autonoom zenuwstelsel. Deze sfincter is verantwoordelijk voor 80% van de rustto- nus van het anaal kanaal. De externe anale sfincter bestaat daarentegen uit gestreept spierweefsel en staat onder controle van de nervus pudendus. gemiddeld 1 tot 5%. Dit risico stijgt uiteraard met het gebruik van een ventouse en vooral bij forcipale extractie. Om perma- nente schade te voorkomen is het vooral belangrijk om een sfincterletsel te herkennen en nadien lege artis te behandelen. anale incontinentie (verlies van vaste stoelgang, Een letsel van de externe anale sfincter zal vooral aanlei- ding geven tot urge en verlies van vaste stoelgang, terwijl een beschadiging van de interne anale sfincter veeleer zorgt voor flatusincontinentie en soiling. het plaatsen van een mediane episiotomie of verkeerd uitgevoerde mediolaterale episiotomie. Een correcte me- diolaterale episiotomie wordt uitgevoerd vanuit de com- missura posterior onder een hoek van 40-60°. Bij een te scherpe hoek kan een sfincterletsel veroorzaakt worden. terletsels is die van Sultan ( den en dat de detectiegraad stijgt met ervaring en trai- ning. Een goed herstel begint aldus met het herkennen en correct classificeren van het letsel. De ingreep gebeurt bij voorkeur in het operatiekwartier, onder regionale of alge- mene anesthesie. De anale mucosa wordt gesloten met polyglactin (Vicryl 3-0) afzonderlijke hechtingen, waarbij de knopen best in het anaal kanaal worden gelegd. Voor de interne anale sfincter wordt best polydioxanone (PDS 3-0) of eventeel Vicryl 2-0 gebruikt, met afzonderlijke end-to-endhechtingen. De externe anale sfincter wordt gesloten met PDS 3-0, best gedurende 5 dagen een breedspectrumantibioticum voorgeschreven en gedurende 14 dagen een laxativum gebruikt ter preventie van wonddehiscentie en infectie. Bekkenbodemkinesitherapie wordt best opgestart na 6 à 12 weken. gangsverlies specifiek worden nagevraagd op de post- partale consultatie. Ongeveer 85% van de patiënten zijn |