![]() gekregen, en 1.553 patiënten die gedurende 1 jaar waren behandeld, was de ziektevrije overleving na een mediane fol- low-up van 8 jaar vergelijkbaar in de twee groepen (75,8% versus 76%; HR = 0,99; p = 0,86), ongeacht de hormonale toestand. Ook de totale overleving was vergelijkbaar in de twee groepen (86,4% tegen 87,6%; HR = 1,05; p = 0,63). Het aantal patiënten met een significante achteruitgang van de LVEF bedroeg evenwel respectievelijk 7,2% en 4,1%. De LVEF daalde vooral tijdens het tweede jaar en herstelde bij alle patiënten. Een essentiële vaststelling is dat het gunstige effect op de totale overleving in de tijd gehandhaafd bleef; respectievelijk 471 evenementen en 570 in de groep 1 jaar versus observatie (HR = 0,76; p < 0,0001). De gunstige effec- ten op de totale overleving waren identiek (278 tegen 350; HR = 0,76; p = 0,0005) (29). gepresenteerd op het congres van de ESMO van vorig jaar, en werden nu opnieuw besproken op een plenaire sessie. In die studie werd trastuzumab gedurende 6 maanden vergeleken met trastuzumab gedurende 12 maanden. Het primaire eind- punt was de ziektevrije overleving. Na een mediane follow- up van 42,5 maanden was de HR van de DFS 1,28 (87,8% in de groep 12 maanden tegen 84,9%; p = 0,29) in de to- tale populatie. Gezien het betrouwbaarheidsinterval kon niet worden geconcludeerd dat de behandeling van 6 maanden non-inferieur was aan een behandeling van 12 maanden. Bij analyse van subgroepen volgens de ER-toestand en de wijze van toediening van trastuzumab kon echter worden aangetoond dat een behandeling van 12 maanden efficiën- ter was dan een behandeling van 6 maanden bij patiënten met een ER-negatieve tumor die sequentieel trastuzumab hadden gekregen. De frequentie van cardiale problemen was zoals verwacht hoger met een behandeling van 12 maan- den (5,7%) dan met een behandeling van 6 maanden (1,9%) (p < 0,0001) (30). Deze studie zal binnenkort worden aangevuld met de resultaten van de studies PERSEPHONE, SHORTER en SOLD. dies NSABP B-31 en NCCTG N9831 na een mediane follow- up van 8,4 jaar gepresenteerd. De NSABP B-31-studie was een gerandomiseerde, dubbelblinde fase III-studie waarin de patiënten in 2 groepen werden ingedeeld: 4 AC gevolgd door 4 paclitaxel + placebo versus 4 AC gevolgd door 4 paclitaxel + trastuzumab gedurende 1 jaar (concomiterend schema). In de NCCTG N9831-studie werden de patiënten in 3 groe- pen ingedeeld: eenzelfde standaardschema van 4 AC gevolgd door 4 paclitaxel + trastuzumab gedurende 1 jaar conco- miterend of sequentieel toegediend (die laatste groep werd niet meegeteld bij deze update). De toegevoegde waarde op het vlak van de PFS van een behandeling met een HER2- antagonist bleef mettertijd gehandhaafd (73,7% tegen 62,2%; HR = 0,60; p < 0,0001), maar het verschil in de totale over- leving nam nog toe (84% tegen 75,2% na 8 jaar; HR = 0,63; p < 0,0001), ongeacht de onderzochte subgroep (31). pertuzumab vergeleken met trastuzumab alleen. Pertuzumab had gunstige effecten in alle subgroepen. De totale overleving na 3 jaar bij patiënten met een gemetastaseerde borstkanker bedroeg 66% tegen 50% (HR = 0,66; p = 0,0008). Het verschil in PFS was 6,3 maanden (HR = 0,69). Er was geen verschil tussen vrouwen ouder en vrouwen jonger dan 65 jaar, ook al hadden de oudere vrouwen minder docetaxel gekregen. Dat verklaart ook waarom de incidentie van neutropenie en fe- briele neutropenie lager was na de leeftijd van 65 jaar (32). Bij een translationeel onderzoek van die studie kon geen voor- spellende marker van werkzaamheid van pertuzumab worden achterhaald (33). In de NEOSPHERE-studie werd een verband aangetoond tus- sen pCR en bepaalde immunologische biomarkers (34). In de MAPLE-studie werd vastgesteld dat een behandeling met lapatinib in wat het opportuniteitsvenster wordt genoemd (binnen 14 dagen na chirurgie) de Ki-67-concentratie met 27% verlaagde bij een HER2- borstkanker met een sterke ex- pressie van HER3 (35). Voor de bepaling van HER2 worden nu nieuwe technieken gebruikt. Die werden besproken tijdens de m2usa.com/sabcsdsv.html. Bose tot slot heeft aangetoond dat het door sequencing van het genoom met hoog debiet mogelijk is om zeldzame HER2- mutaties (1,5%) te identificeren, meestal bij tumoren zonder amplificatie van HER2. Die mutaties activeren de HER2- signalisatie en lijken in preklinische modellen gevoelig te zijn voor HER2-tyrosinekinaseremmers zoals lapatinib en vooral neratinib, een panErbB-TKI die actief is op alle mutaties van HER2 (36). menteerde mutatie zal worden onderzocht", zei Hans Wildiers (KU Leuven). licht verhoogd na borstkanker, vooral bij behandeling met een AC-schema (0,27% na 8 jaar in de NSABP-studies) en na radiotherapie of gebruik van CSF na tumorectomie. Dat is logisch, wetende dat leukemie een `omgevingsgebonden' kanker is. Antracyclines lijken sneller een acute myeloïde leu- kemie te veroorzaken (na 1-3 jaar) dan cyclofosfamide (4-6 jaar). Op het congres werden de resultaten gepresenteerd van een prospectieve registratie tussen 1997 en 2008 van 20.533 patiënten met een borstkanker stadium I tot III in 8 NCCN- centra. De mediane follow-up bedroeg 5,1 jaar. 51 patiënten (0,25%) hebben een bloedkanker ontwikkeld: een myeloïde leukemie na een mediaan interval van 3,5 jaar (n = 44) of een lymfoïde leukemie na een mediaan interval van 2 jaar (n = 7) (37). Het risico was 2,5-maal hoger bij vrouwen die chemo- therapie hadden gekregen dan bij vrouwen die `alleen maar' |