background image
MEDI-
SfEEr
421
9
3 oktober 2013
aCtUaLItéS MédICaLeS
aCtUaLIteIt
voor dM2 kan een hogere frequentie in opvolging beschouwd
worden als een kwalitatieve verbetering. "Gezien de geringere we-
tenschappelijke evidentie voor de bestudeerde parameters" zijn de
onderzoekers `behoedzaam' wat het CNI-zorgtraject betreft.
Niet onbelangrijk is nochtans een vaststelling in de marge: nogal wat
patiënten maken gebruik van de nieuwe, specifi eke terugbetalings-
maatregelen die de Zt bieden om hun eigen gezondheidstoestand
op te volgen. voor de dM2-patiënten gaat het over voorschriften
voor een glucometer (50%), consultatie bij diëtist of diabetes-
educator (58%) en consultatie bij een podoloog (8%). voor de
CNI-patiënten betreft dit voorschriften voor een bloeddrukmeter
(26%) en de consultatie bij een diëtist (6%).
Informatie ontbreekt
de `proof of the pudding' is natuurlijk of de gezondheidstoestand van
de patiënten verbetert in een Zt. Het aCHIL-project stelt vast dat
een aantal klinische en biologische uitkomstparameters er inderdaad
op vooruitgaan. bij dM2-patiënten dalen bijvoorbeeld de waarden
voor Hba1c, LdL-cholesterol, bloeddruk, bMI en gewicht. dat
is compatibel met een betere zorgkwaliteit. "de informatie ont-
breekt echter om dit met stelligheid aan de zorgtrajecten te kunnen
toeschrijven", luidt het. "bovendien is de variatie te gering om
te spreken over een duidelijke zorgverbetering en een betere
gezondheidstoestand."
bij CNI-patiënten doet zich na de opstart van een Zt een vertraging
voor in de vermindering van de eGfr. dat is een gunstige evolutie
maar ze doet zich ook voor bij patiënten die in aanmerking komen
voor een Zt maar er niet in zijn opgenomen, waardoor deze evo-
lutie dus niet rechtstreeks kan worden toegeschreven aan het Zt.
Hetzelfde geldt voor de bloeddruk. de waarden van de andere
bestudeerde parameters kunnen niet geïnterpreteerd worden.
ACHIL stelt vast dat
in 2009 bij de opstart
ZTpatiënten intenser
worden opgevolgd voor
de parameters HbA1c,
cholesterol, bloeddruk,
voorschrijven van
statines, opvolgen
nierfunctie en
oogfundusonderzoek.
Duurzame verbeteringen?
d
e eerste bevindingen wijzen in de richting van
een `zekere doeltreffendheid' van de Zt. volgens
het aCHIL-project is er de komende jaren nog
bevestiging nodig van de gevonden verbetering
van de zorgkwaliteit in termen van processen. daarnaast is er
eveneens nood aan een verdere uitdieping van de positieve
tendensen voor de uitkomstparameters. Zijn deze verbeterin-
gen duurzaam? Het valt aan te bevelen om de verbeteringen te
behouden en te versterken door de opstart van kwaliteitscir-
kels gebaseerd op feedback naar de artsen.
tot slot blijkt uit het aCHIL-project dat preciezer achterhaald
moet worden welk deel van de waargenomen verbeteringen
kan worden toegeschreven aan de zorgtrajecten. Hiervoor
moeten meer klinische, biologische en/of therapeutische
parameters in rekening worden gebracht.