![]() mation Laboratory), een project dat de doeltreffendheid van de zorgtrajecten evalueert. onderzoekers van het Weten- We keken deze observationele studie over de periode 2009-2011 in. aCHIL baseert zich op informatie afkomstig van het Intermu- tualistisch agentschap (IMa), het referentienetwerk Intego, het referentienetwerk Huisartsenpeilpraktijken (PP) en op gegevens uit een `centrale pijler'. onder dit laatste begrip verstaat men "een verzameling gegevens geëxtraheerd uit de elektronische patiënten- dossiers van huisartsen of manueel in een webapplicatie ingebrachte informatie." via deze centrale pijler verzamelde aCHIL voor 2011 gegevens over 18.250 dM2- en 12.889 CNI-patiënten. aanmerking komt, werd tussen 2009 en 2011 effectief opgenomen in een zorgtraject (Zt). In 2010 kwamen volgens de huisartsenpeil- praktijken circa 33.702 patiënten in aanmerking voor een dM2-Zt. eind september 2012 telde het dM2-Zt 28.861 opgenomen patiën- ten (bron: riziv). de IMa-gegevens geven aan dat van de patiënten met een diabetesconventie tussen 2006-2010 er in 2010 28% een dM2-Zt-contract hadden afgesloten. een derde van de potentiële CNI-patiënten volgens de peilpraktijken was in 2011 opgenomen in een Zt. volgens het riziv hadden eind 2012 20.026 patiënten een contract voor een CNI-zorgtraject. de periode 2012-2014, nog een `reservoir' voor opname in een Zt overblijft. een kritische kanttekening hierbij is echter dat het af- bakenen van de groep potentiële Zt-patiënten een moeilijke klus is. voor CNI plaatst het WIv bijvoorbeeld ook vraagtekens bij de inclusiecriteria van het Zt. kruteren, namelijk mensen waarvoor al verschillende jaren speci- fieke aandacht vereist is. voor diabetes gaat het over patiënten die al sinds 2006 moeilijk te regelen zijn. Slechts een derde heeft een Hba1c < 7%, het bMI van meer dan de helft ligt hoger of is ge- lijk aan 30, ze hebben meer comorbiditeiten gelinkt aan diabetes en hun nierfunctie gaat sneller achteruit. Patiënten in een Zt voor CNI hebben in vergelijking met patiënten die wel in aanmerking komen maar niet zijn opgenomen een snellere achteruitgang van de glomerulaire filtratie, lagere eGfr-waarden en een hogere bMI. Ze zijn jonger, met meer comorbiditeiten en meer verwikkelingen. geen homogene groep vormen en sterk wisselende evoluties Hba1c- (dM2) en eGfr-waarden (CNI) vertonen. aCHIL wijst ook op een mogelijk `healthysurvivorseffect'. Met andere woorden: hoe ouder de patiënt, hoe beter de regeling van de glycemie en andere parame- ters bij dM2. bij CNI impliceert het dat eGfr minder snel vermin- dert. omzichtigheid is dus te allen tijde geboden. diabetici en met de situatie voordien bij de opstart Zt-patiënten intenser worden opgevolgd voor de parameters Hba1c, cholesterol, bloeddruk, voorschrijven van statines, opvolgen nierfunctie en oog- fundusonderzoek. CNI-patiënten worden eveneens op een aantal parameters beter en uitgebreider opgevolgd. "deze veranderingen in frequentie, zo stelt het rapport, kan men redelijkerwijze toe- schrijven aan de zorgtrajecten. Wel moet er gewezen worden op de variaties tussen artsen. evenmin valt na te gaan of deze effecten bij de opstart tijdelijk zijn of eerder een duurzaam karakter hebben." |