![]() middelen (NSaId's) namen, minder ri- sico liepen op evolutie naar de ziekte van alzheimer. Sindsdien wordt bij alzheimer ook een inflammatoire component ver- moed. In't velt et al. (2) publiceerden in 2001 een Nederlandse epidemiologische studie bij een cohort van bijna 7.000 vrij- willigers vanaf 55 jaar: ze stelden vast dat langdurig gebruik van NSaId's gedu- rende minstens 24 maanden bescherming lijkt te bieden tegen alzheimer, maar niet tegen vasculaire dementie! Het relatieve ri- sico op de ontwikkeling van de ziekte van alzheimer bedroeg 0,95 bij patiënten die gedurende korte tijd NSaId's namen, 0,20 voor langdurig gebruik en 0,76 voor lang- durig gebruik van acetylsalicylzuurzouten wat erop wijst dat dit type behandeling in deze context nutteloos is. met NSaId's gaf zeer zwakke resultaten (3). de componenten waarvan wordt ver- moed dat ze een rol spelen in de neuro- inflammatoire reactie zijn de microgliacel- len en astrocyten, het complementsysteem, cytokines en chemokines (3). als belang- rijke immuuncellen in de hersenen zijn mi- crogliacellen gevoelig voor hun omgeving en worden ze dus onder andere geacti- veerd door de seniele plaques: ze kunnen dus het bèta-amyloïde peptide fagocyteren en pro-inflammatoire cytokines vrijzetten, die vervolgens inwerken op de omliggende neuronen (3). len (astro cyten en oligodendrocyten) en vooral de microgliacellen van de zone van de hippocampus wordt in het kader van alzheimer voornamelijk gemedieerd door de vrijzetting van een cytokine, de interleu- kine 1-bèta of IL1-bèta. dit wordt aange- maakt als het inflammasoom, een cytoplas- matisch eiwitcomplex, wordt geactiveerd door de aanwezigheid van abnormale en dus te elimineren stoffen zoals abnormale eiwitaggregaten. Het door het NLrP3- gen gecodeerde inflammasoom (4-5) is een complex van meerdere eiwitten dat het caspase 1 activeert, wat aanleiding geeft tot de secretie van pro-inflammatoire cyto- kines: de interleukines IL1-bèta en IL-18 ( men, maar ook door metabole disfuncties, zoals het geval is bij alzheimer (6). zijn zolang ze niet te hevig is, en leidt on- der meer tot gliale stimulatie van de vroege eliminatie van die aggregaten, bijvoorbeeld via fagocytose door de microgliacellen. als er echter te veel interleukines, meer spe- cifiek IL1-bèta, worden vrijgezet, heeft symptomen? alzheimer zijn de moeilijkheden om nieuwe informatie op te slaan of zich recente gebeurtenissen te herinneren. feiten uit het verleden worden dan weer goed onthouden. de symptomen zijn het gevolg van een opslagprobleem, en zijn dus weinig of niet gevoelig voor contextuele details! deze verstoring van het recente episodische geheugen kan echter onopgemerkt blijven in het routinematige, repetitieve functioneren van een bejaarde. Problemen met het procedurele geheugen kunnen daarentegen gemakkelijker worden vastgesteld (bijvoorbeeld verlies van het gebruikelijke vermogen om een toestel te programmeren, zoals een wekker, een tv of een videorecorder, een recept te volgen om iets te bereiden, telkens opnieuw in het kookboek moeten kijken), evenals de topografische problemen (verloren lopen in de eigen buurt...). Geheugenproblemen door afleiding, verstrooidheid of een slechte organisatie, wanorde... zijn niet typisch. voor, en op het vlak van taal woordvindingsstoornissen die vroeg verschijnen voor voorwerpen, heel gebruikelijke namen of voornamen. dit alles geeft aanleiding tot het klassieke symptoom van `het hoofd naar de partner draaien' tijdens de anamnese en het neuropsychologische onderzoek. desoriëntatie in tijd en ruimte en vaak paranoïde gedragsstoornissen, verschijnen meestal iets later. van de slaap door de aandoening (met als gevolg een verstoord nycthemeraal ritme, onder andere door het typische `sundowning' of opwinding `s avonds, afname van de paradoxale of reM-slaap (Rapid Eye Movements), en vervlakking van de temperatuurcurve). Maar ook dan moet worden gedacht aan de ziekte van alzheimer. galantamine) en memantine (glutamaatantagonist op de NMda-receptor) zijn op ebM-niveau erkend als werkzame geneesmiddelen op basis van uiteenlopende studies, de eerste voor de lichte tot matig-ernstige stadia van de aandoening en het laatste voor de matig- ernstige tot ernstige stadia. de resultaten blijven hoofdzakelijk beperkt tot een vertraging van de evolutie van de aandoening, met weinig of geen reële cognitieve verbetering. de gedragsstoornissen kunnen wel worden verbeterd, zodat tijdelijk nog een relatieve autonomie mogelijk is. |