![]() tseetseevlieg, een kwetsbaar insect dat gevoelig is voor kli- in beboste en vochtige gebieden. Het verhaal zou simpel zijn als we niet ook wisten dat parasieten die nauw verwant zijn met de afri- kaanse trypanosoom zich hebben losgemaakt van het juk van de tseetseevlieg door de genen te verliezen die de ontwikkeling ervan mogelijk maken in het insect dat als vector dienstdoet. overgedragen door horzels of andere stekende insecten. Ze hebben zich verspreid in Zuid-amerika en in het Midden-oosten, waar ze be- paalde ziekten veroorzaken bij kameelachtigen en vee. Maar er is een zeer belangrijk onderscheid tussen dit soort parasiet en de parasieten die de slaapziekte veroorzaken. die laatste zijn namelijk nakomelin- gen van klonen die erin geslaagd zijn om zich aan te passen aan het specifieke afweersysteem van de mens tegen deze parasiet. de mens bestand zijn tegen endemische parasieten, in het bijzon- der trypanosomen van het genus Trypanosoma brucei. daarom is het menselijke serum voorzien van een aangeboren immuunsysteem dat zeer doeltreffend is tegen T. brucei. toch zijn twee klonen van T. bru- cei erin geslaagd om dit afweermechanisme te omzeilen, waardoor ze mensen kunnen infecteren, bij wie ze de slaapziekte veroorzaken: T. gambiense voor West-afrika en T. rhodesiense voor oost-afrika. Ze veroorzaken een vergelijkbare vorm van slaapziekte, maar omdat T. gambiense minder virulent is, ontwikkelt het een chronische vorm van slaapziekte. In oost-afrika is T. rhodesiense `doortastender' de ziekte duurt maar enkele weken. de trypanosoom voedt zich met HdL in het bloed, waarin zich apoL-1 bevindt. dit wordt vanzelf naar het spijsverteringscompartiment van de parasiet gebracht, het lysosoom. apoL-1 installeert zich in de membraan van het lysosoom en creëert er anionische poriën: chloride-ionen gaan lysosoom. Het lysosoom zwelt dus op. en dan krijg je een watervaleffect: het verlies van chloride-ionen in het cytoplasma geeft automatisch aanleiding tot een compenserend effect, de verplaatsing van chloride-ionen van het externe milieu naar het cytoplasma. deze ionen worden op hun beurt naar het lysosoom gestuurd door kanaaltjes gecreëerd door het apoL-1, waardoor nog meer vocht in het lysosoom terechtkomt. Het lysosoom blijft opzwellen, op een ongecontroleerde manier, totdat het bijna het hele celvolume bezet. de cel sterft uiteindelijk af. |