![]() daadwerkelijk in de tweede week na het be- gin van de behandeling. De behandeling kan echter ook worden verlengd, vooral als de rokers er goed op hebben gereageerd maar wanneer een terugval dreigt; na terugval kan ze ook opnieuw worden voorgeschreven. is lichte tot matige misselijkheid van voor- bijgaande aard in de meeste gevallen, maar soms ook heviger misselijkheid waardoor de dosis moet worden verlaagd of het gebruik van het geneesmiddel moet worden stopge- zet. Slapeloosheid en vreemde dromen zijn eveneens bijwerkingen die vaker voorkomen dan onder placebo. In 2008 suggereerde het agentschap voor geneesmiddelentoezicht een mogelijk verband tussen het gebruik van varenicline en een toename van depressieve gevoelens en zelfmoordgedragingen. Het gevolg was dat de bijsluiter werd gewij- aangemoedigd om waakzaam te zijn zo- dra deze symptomen verschijnen. Recente studies hebben geen verslechtering van de gemoedstoestand aangetoond bij al dan niet depressieve patiënten, noch bij schizofrene patiënten die worden behan- deld met varenicline (13, 14). Bijzondere waakzaamheid blijft echter aanbevolen bij patiënten met antecedenten van of aanleg voor psychiatrische stoornissen en bij pati- enten met een depressie of antecedenten van een ernstige depressie. Een recente meta-analyse toonde evenmin een verho- ging van het cardiovasculaire risico aan bij patiënten onder varenicline in vergelijking met de placebogroep (15). van dopamine en noradrenaline en in min- oraal toegediend gedurende doorgaans 7 à 9 weken, maar de behandeling kan worden verlengd, geleidelijk aan worden afgebouwd of weer worden gestart na herval. Van de bijwerkingen die zijn beschreven is slape- loosheid de meest frequente. Zeldzamer zijn een droge mond, huiduitslag, hoofdpijn en gastro-intestinale stoornissen. Het risico van stuipen wordt beschreven in 0,1 procent van de gevallen. Bupropion is dan ook gecontra- indiceerd bij patiënten met (antecedenten van) epileptische stoornissen, stuipen of hersenaandoeningen. Voorzichtigheid is ook geboden bij patiënten met een of meer risicofactoren voor de verlaging van de epileptogene drempel en in klinische om- standigheden die worden geassocieerd met een verhoogde kans op stuipen, overmatig alcoholgebruik, recente ontwenning van een alcohol- of geneesmiddelenverslaving of het verbruik van anorexigene of stimulerende producten. Andere contra-indicaties zijn bipolaire stoornis, ernstige levercirrose en (antecedenten van) anorexia of boulimie. Tussen het stopzetten van een behandeling met monoamino-oxidaseremmers en het begin van de bupropionbehandeling moet een interval van minstens 14 dagen worden gerespecteerd. Bupropion kan worden geas- socieerd met nicotinevervangers. remt de heropname van noradrenaline en serotonine. Vandaag wordt het geneesmiddel beschouwd als een tweedelijnsbehandeling. Bijwerkingen van het cholinergische type lij- ken onder nortryptiline vaker voor te komen dan onder bupropion. Enkele zeldzame klini- sche studies toonden een efficiëntie aan die vergelijkbaar is met die van nicotinevervan- gers en bupropion. Toch wordt nortryptiline slechts zeer beperkt voorgeschreven. studiearmen (95%-BI) rookstop* (95%-BI) Pleister 6-14 weken Pleister + orale vorm * Meta-analyse na 6 maanden |