C A R D I O L O G I E
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 5
n
2013
12
V1834N
Bernheimprijs
Meer inzicht in voorkamerfibrillatie
en katheterablatie
Sébastien Knecht
Diensthoofd elektrofysiologie, CHU Brugmann, Brussel
Huidige kennis
Voorkamerfibrillatie (VKF) is de meest
voorkomende ritmestoornis bij mensen.
De prevalentie ervan in de algemene be-
volking bedraagt 2%. Bij +65-jarigen loopt
ze op tot 5,9% en bij +80-jarigen tot 10%
(1). VKF is geassocieerd met een verhoogd
risico op overlijden, hartfalen, beroerte en
hospitalisatie. Het is bijgevolg een ernstig
sociaal-economisch en medisch probleem
(1-3).
Afhankelijk van de symptomen van de
patiënten kan worden gekozen voor een
strategie gericht op het herstellen van het
sinusritme (SR) (ritmecontrole) of voor het
behoud van een adequate hartfrequentie
(frequentiecontrole). Als de voorkeur wordt
gegeven aan een strategie op basis van rit-
mecontrole en anti-aritmica geen effect
hebben, ze tegenaangewezen of door de
patiënt niet gewenst zijn, is een invasieve
ablatieve strategie de volgende aangewezen
stap, zoals wordt aanbevolen in de interna-
tionale richtlijnen (3).
De ablatiestrategieën die worden gebruikt
voor patiënten met VKF zijn het gevolg van
de voortdurend evoluerende inzichten in de
fascinerende elektrofysiologische mecha-
nismen achter VKF. De pulmonale venen
spelen een belangrijke rol bij patiënten met
paroxysmale VKF; ze triggeren VKF en hou-
den het in stand. Persisterende VKF is een
veel complexere ritmestoornis en eigenlijk
D
ankzij de potentiële verbeteringen, neemt katheterablatie voor VKF enorm
toe wegens de veelbelovende resultaten. VKF-patiënten kunnen nu uit-
kijken naar een remedie voor hun ritmestoornis. Waarschijnlijk zullen ook de
morbiditeit en mortaliteit zo afnemen.
Figuur 1: Afbeelding A: voorbeeld van complex gefractioneerd elektrogram gemaakt
op het septum van de linkervoorkamer (de `SEPT'-afleidingen vertegenwoordigen
de distale en proximale bipolen van de ablatiekatheter): dit werd gekenmerkt door
een bijna continue elektrische activiteit met hoge spanning. Afbeelding B: overeen-
stemmende röntgenopname waarop de ablatiekatheter een lus vormt in de linker-
voorkamer zodat de top dichtbij het onderste deel van het interatriale septum wordt
gebracht. Een ringvormige mappingkatheter wordt ingebracht in de rechtervoorkame-
rappendix en een decapolaire katheter wordt ingebracht in de coronaire sinus. Afbeel-
ding C: bij deze patiënt met continue persisterende voorkamerfibrillatie sinds 1 jaar
herstelde ablatie op deze septale locatie het sinusritme. Dit suggereerde dat complexe
gefractioneerde atriale elektrogrammen gemaakt op het septum een actieve zone
weerspiegelden, die een rol speelde in het voorkamerfibrillatieproces.
Sept: Septum; CSd: distale coronaire sinus; CSp: proximale coronaire sinus.