![]() thoracaal aorta-aneurysma in respectieve- lijk 9 en 30% van de eerstegraadsverwanten worden teruggevonden (5, 6). De genetische achtergrond is echter zeer heterogeen met onder andere associaties met mutaties in NOTCH1 en ACTA2. dient men bedacht te zijn op een onderlig- gende genetische aandoening. Mutatieon- derzoek bij TAAD is echter niet eenvoudig omdat het om een genetisch heterogene aandoening gaat. Daarenboven zijn nog niet alle causale genen gekend. Heredi- taire TAAD kan in functie van de aan- of afwezigheid van manifestaties in andere orgaansystemen in twee groepen worden onderverdeeld, namelijk de syndromale en niet-syndromale familiale TAAD (FTAAD), en tellen voor respectievelijk < 5 en 20% van alle TAAD. Men kan beide onderscheiden op basis van de klinische karakteristieken van de proband en familieleden (Tabellen 1 en 2 fansyndroom (MFS), Loeys-Dietzsyndroom (LDS), Ehlers-Danlossyndroom (EDS), het Aneurysma-Osteoartritissyndroom (AOS) en Turnersyndroom. De diagnose van de niet-syndromale FTAAD is gebaseerd op de aanwezigheid van dilatatie en/of dissectie van de thoracale aorta in afwezigheid van klinische kenmerken voor een syndromale aandoening en met een positieve familiale anamnese voor TAAD. Er wordt hierbij een autosomaal dominant overervingspatroon gezien met variabele expressie en wisse- lende penetrantie (7). Deze patiënten kun- nen zich presenteren met geassocieerde cardiovasculaire aandoeningen zoals een bicuspide aortaklep (BAV) in geval van mu- tatie in ACTA2 en NOTCH1, persisterende ductus arteriosus (PDA) in geval van MYH11- ACTA2-mutatie en BAV en/of coarctatio aortae in geval van Turnersyndroom. Er bestaat belangrijke overlap tussen de syndromale en niet-syndromale vormen wat de klinische manifestaties betreft, en ook binnen de groep van syndromale TAAD is het onderscheid op klinische basis niet altijd eenvoudig. Aanvullend molecu- lair onderzoek kan helpen en is vaak ook noodzakelijk om de specifieke diagnose te bevestigen. Vele genen geven aanleiding tot zowel syndromale als niet-syndromale FTAAD, waaronder TGFBR1 en 2 (8, 9) en SMAD3 (10), wat gericht genetisch onder- zoek nog complexer maakt (Tabel 1). TAAD bestaan ook de geïsoleerde of spo- radische vormen, waaronder jonge patiën- ten met negatieve familiale anamnese en afwezigheid van kenmerken van syndromale vormen. In deze gevallen is screening van de eerstegraadsverwanten belangrijk om toch een familiale vorm uit te sluiten. Het kan ook gaan om een nieuwe (de novo) muta- tie, wat vaak voorkomt bij deze pathologie. Enkele inflammatoire vasculitiden kunnen ook aanleiding geven tot TAA, waaronder Takayasu en giant cell arteritis (2). genetische evaluatie uitwerking wordt voorgesteld in figuur 1. In eerste instantie dient men een correcte meting van de aortawortel (annulus, sinus- sen van Valsalva en sinotubulaire junctie) en aorta ascendens uit te voeren volgens de richtlijnen om de diagnose van een aorta- dilatatie te kunnen stellen (11). De bekomen diameter moet gecorrigeerd worden voor leeftijd, geslacht en lichaamsoppervlak (12). z-score worden bepaald, wat kwantificatie van de dilatatie toelaat (het aantal stan- daarddeviaties dat de gemeten diameter boven de gemiddelde verwachte diameter zit). Bij een z-score > 2 spreekt men van aortadilatatie. Voor kinderen wordt een z-score voor sinussen van Valsalva van > 3 gesuggereerd (13). Er dient ook specifieke aandacht te gaan naar het opsporen van ge- associeerde afwijkingen zoals BAV, patente ductus, coarctatio en mitralisklepprolaps. CT of MRI kunnen worden aangewend als alter- natief wanneer de aorta ascendens niet goed gevisualiseerd kan worden met echocardio- grafie. Bij de verdere klinische uitwerking van TAA dient een uitgebreid klinisch onderzoek (het opsporen van klinische karakteristie- ken die passen bij een syndromale oorzaak) en familiale anamnese met opstellen van een driegeneratiestamboom te gebeuren. Aanvullende onderzoeken (oftalmologisch onderzoek, radiologie met o.a. MR/CTangio- aorta en zijtakken en/of cerebrovasculaire circulatie, etc.) zullen voornamelijk afhangen van de leeftijd, het cardiovasculaire risico- profiel en klinische karakteristieken van de patiënt, en kunnen helpen bij de identificatie van specifieke genetische condities (Tabel- len 1 en 2 een specifieke genetische aandoening, kan gerichte genanalyse worden opgestart. In vele gevallen is de diagnose niet eenduidig, aangezien er vaak overlap is van klinische kenmerken en fenotypische variabiliteit van de verschillende genetische aandoeningen zoals ook eerder werd aangehaald. In deze gevallen is simultane sequenering van een panel van genen die geassocieerd zijn met TAAD door middel van NGS (next generation sequencing) een betere optie. In het labo van het Centrum voor Medische Genetica Gent werden hiertoe 2 NGS-panels opge- steld waarin 16 genen werden opgenomen |