![]() den uitgevoerd in 110 centra in 11 landen in Europa en Noord-Amerika (10). In het programma werd pirfenidon vergeleken met een placebo. toegediend in een dosis van 2.403mg/dag. CAPACITY 2 bestond uit drie armen: pirfe- nidon 2.403mg/dag, placebo en pirfenidon 1.197mg/dag. De inclusiecriteria waren een geforceerde vitale capaciteit hoger dan of gelijk aan 50% van de voorspelde waarde en een CO-transfercoëfficiënt hoger dan of gelijk aan 35% van de voorspelde waarde. Het voornaamste evaluatiecriterium was de verandering in het percentage van de voorspelde geforceerde vitale capaciteit tussen het begin van de studie en week 72. PIPF 004, toonden aan dat de afname van de totale longcapaciteit significant minder groot is in de pirfenidongroep: min 8% voor pirfenidon 2.403mg/dag versus min 12,4% voor placebo (p = 0,001). geen significant verschil vastgesteld tussen de twee groepen na 24 weken, 36 weken en 48 weken. zame behandeling een significant effect had. Het absolute verschil tussen de twee groepen op het vlak van wijzigingen van het percentage van de voorspelde FVC was 2,5%; dit is een relatief verschil van 22,8% (p = 0,005) (Figuur 1). pact van de behandeling op de mortaliteit te evalueren. De resultaten van de gecom- bineerde analyse wijzen op een verlenging van de progressievrije overleving met 26% 2.403mg/dag. bepaalde bijwerkingen ter hoogte van het spijsverteringsstelsel en de huid gerappor- teerd bij de patiënten uit de pirfenidon- groep (Tabel 3). Weinig van deze bijwer- kingen hebben aanleiding gegeven tot een stopzetting van de behandeling. het bepalen van het al dan niet progressieve karakter van de ziekte (Figuur 2). Als de aandoening stabiel is, kan therapeutische onthouding met instelling van een follow- up worden overwogen. In de meeste geval- len is de aandoening echter progressief. In dat geval is pirfenidon volgens U. Costabel de eerste optie. N-acetylcysteïne kan een -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -11 -12 % % |