background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 5
n
2013
34
V1852N
Lung Cancer, A Clinical State of the Art, Leuven, maart 2013
Opsporing van longkanker:
bij wie?
Philippe Mauclet, naar de uiteenzetting van prof. Paul Brennan
Lyon, Frankrijk
De sterfte aan longkanker stijgt gestaag
(1). We maken ons daaromtrent dus wel
terecht zorgen. Longkanker, aldus Kristiaan
Nackaerts (Leuven, België), is de dodelijkste
kanker bij mannen (2). Bij vrouwen is long-
kanker de op één na belangrijkste oorzaak
van kankersterfte, na borstkanker (2).
Bij mannen blijft in België het aantal geval-
len van longkanker constant. Bij vrouwen
is het aantal gevallen van longkanker tus-
sen 2004 en 2010 echter gestegen (3). In
meerdere andere Europese landen wordt
een soortgelijke evolutie waargenomen.
Ondanks de therapeutische aanwinsten
is de prognose van longkanker de laatste
decennia niet wezenlijk veranderd. Dat is
ten dele toe te schrijven aan het feit dat de
diagnose vaak te laat wordt gesteld, wat een
belangrijke weerslag heeft op de evolutie
ervan (Figuur 1) (3).
De gegevens van het Belgische register wij-
zen erop dat niet-kleincellige longkanker
in 75% van de gevallen wordt gediagnos-
ticeerd in een stadium III-IV (3). Bij klein-
cellige longkanker is dat zelfs 90% (3). De
vraag rijst dan ook hoe we longkanker het
best kunnen opsporen.
Theoretisch kunnen we een groep asymp-
tomatische risicopersonen screenen om de
ziekte in een vroeg (`geneeslijk') stadium te
ontdekken met een niet al te dure, efficiënte
en veilige diagnostische test, om zodoende
de sterfte aan longkanker te verlagen (4). De
eerste stap bestaat dan ook uit een evalu-
atie van het risico.
Tussen duur en intensiteit
Roken en meer bepaald sigaretten roken is
de belangrijkste oorzaak van longkanker. Er
werden meerdere onderzoeken verricht om
na te gaan welke parameters belangrijk zijn
om de impact van het roken te voorspellen.
Bij rokers, aldus Paul Brennan (Lyon, Frank-
rijk), is de duur van het roken de belangrijk-
ste parameter. De intensiteit van het roken
(gemeten aan het aantal sigaretten per dag,
de diepte van de inhalatie, het aantal inha-
laties per sigaret en de tijd dat de rook in
de longen wordt gehouden) blijkt minder
determinerend te zijn.
De duur wordt bepaald als het verschil in de
leeftijd waarop de persoon is gestart met
roken, en de huidige leeftijd als die persoon
nog altijd rookt, of de leeftijd waarop hij is
gestopt met roken.
Op grond van de gegevens van de British Doc-
tors' Study
ramen Doll en Peto dat de jaarlijkse
incidentie van kanker sterk stijgt met de duur
van blootstelling (Figuur 2) (5). Hoe eerder
men begint met roken, des te hoger is het
risico. Het aantal sigaretten dat per dag wordt
gerookt, heeft een sterker effect indien men
vroeg begint met roken (Figuur 3) (6).
Toch is het nooit te laat om te breken met
een slechte gewoonte. Indien men stopt
met roken op de leeftijd van 50 jaar, kan de
toename van het risico de daaropvolgende
jaren grotendeels worden tegengegaan.
Wanneer men stopt voor de leeftijd van
50 jaar, kan meer dan 90% van het risico
dat wordt toegeschreven aan roken, worden
vermeden (figuur 4) (7).
Hoe sneller men stopt met roken, des te
sterker is het effect op het relatieve risico
op longkanker (1). De waarschijnlijkheid
van longkanker blijft echter hoger dan bij
mensen die nooit hebben gerookt (8).
Aangezien de duur van het roken belangrij-
ker is dan de intensiteit, denkt P. Brennan
· Desterfteaanlongkankerstijgt.
· Vooreenefficiëntescreening moet je de risicopersonen identificeren.
· Daarbijmoetjemeerderefactoreninbeschouwingnemen,waarondervooral
roken en inzonderheid de duur van het roken.
· Momenteelwordenverschillendemodellenvoordestratificatievanhet
risico onderzocht.
P N E U M O L O G I E