background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 5
n
2013
38
V1832N
`National IPF symposium', Grimbergen, januari 2013
Idiopathische longfibrose
Het therapeutisch landschap verandert
Philippe Mauclet, naar de uiteenzettingen van prof. Ulrich Costabel (Essen, Duitsland) en
prof. Geert Verleden (Leuven, België)
Idiopathische longfibrose is een progressief
evoluerende ziekte waarvan de prognose
terughoudend is: de mediane overleving van
de patiënten schommelt tussen 2 en 5 jaar.
De aandoening wordt gekenmerkt door een
onopvallende en verraderlijke achteruitgang
van de longfunctie, waardoor de activiteiten
uit het dagelijkse leven steeds meer worden
beperkt. Aftakeling is onvermijdelijk maar
manifesteert zich zeer variabel van patiënt
tot patiënt. Elke patiënt evolueert anders.
De geforceerde vitale capa-
citeit als predictieve factor
De veranderingen in de geforceerde vitale
capaciteit (FVC, forced vital capacity) wor-
den beschouwd als een belangrijke predic-
tieve factor voor de mortaliteit: du Bois en
zijn medewerkers hebben aangetoond dat
als de afname van de FVC 5-9,9% op 24
weken bedraagt, de mortaliteit in de vol-
gende 48 weken oploopt tot 12% (Tabel 1)
(1, 2). Indien de afname van de FVC 0-4,9%
bedraagt, is de mortaliteit `slechts' 5%.
Een verschil van 2-6% kan dus ­ hoewel het
als gering wordt beschouwd ­ een grote kli-
nische weerslag hebben (1). Geneesmidde-
len die de afname van die parameter kunnen
vertragen, zouden dus een rol kunnen spelen
in de behandeling van de aandoening.
De mortaliteit zou uiteraard het ideale eva-
luatiecriterium zijn, maar dat is moeilijk
te realiseren. In dat geval zouden er veel
patiënten in studies moeten worden op-
genomen terwijl idiopathische longfibrose
een zeldzame aandoening is. De studieduur
zou ongeveer 5 jaar moeten bedragen. De
kosten van een dergelijke studie zouden
overigens hoog zijn.
Therapeutische
omzwervingen
In de studie IFIGENIA werd hooggedo-
seerd N-acetylcysteïne vergeleken met
een placebo bij patiënten die een voorbe-
handeling met prednison en azathioprine
hadden gekregen (3). De studie bracht een
gezondheidswinst van de tritherapie aan
het licht op het vlak van vitale capaciteit
en transfercoëfficiënt. Er blijven echter
nog een aantal vragen open: het mogelijk
beschermend effect van N-acetylcysteïne
ten opzichte van de toxiciteit van de in de
placebogroep toegediende bitherapie, de
aanzienlijke drop-out, de afwezigheid van
effect op de dyspneu, de overleving en de
levenskwaliteit... Ondanks deze vraagte-
kens vormde tritherapie in veel gevallen de
hoeksteen van de behandeling.
In het verslag van een consensusvergadering
distantiëren de American Thoracic Society
(ATS), de European Respiratory Society (ERS),
de Japanese Respiratory Society (JRS) en de
Latin American Thoracic Association (ALAT)
zich echter van de voorgestelde genees-
middelenbehandeling met de opmerking
dat een combinatie van corticosteroïden
en een immunomodulator het best wordt
vermeden (4).
· Detotophedenbeschikbaregeneesmiddelenvooridiopathischelongfibrose
waren vrij beperkt.
· Pirfenidonopentnieuweperspectievenvoordebehandelingvanlichtetot
matig-ernstige vormen omdat het de afname van de geforceerde vitale
capaciteit significant vertraagt.
· Eenlongtransplantatieisvoorbepaaldepatiënteneengeschikteoptie,op
voorwaarde dat ze vroeg genoeg op de transplantatielijst worden gezet.
Afname van
de FVC op 24
weken
Mortaliteit in
de volgende 48
weken
0-4,9%
5%
5-9,9%
12%
> 10%
24%
Tabel 1: Verband tussen de afname van
de geforceerde vitale capaciteit (FVC)
en de mortaliteit bij idiopathische
longfibrose (du Bois, AJRCCM 2011).
P N E U M O L O G I E