![]() geen pirfenidon nemen, bijvoorbeeld omdat het een fotosensibiliserend effect heeft. De gegevens over N-acetylcysteïne in mono- therapie zijn voorlopig echter beperkt. cialisten zich uit tegen (strong recomman- dation against) het gebruik van corticoïden in monotherapie of in combinatie met een immunomodulator (3). against' het gebruik van tritherapie met acetylcysteïne azathioprine prednison, monotherapie met N-acetylcysteïne en pir- fenidon. Deze `weak no' wil zeggen dat de kan zijn bij een minderheid van de patiën- ten. In de Duitse aanbevelingen wordt de `weak no' voor pirfenidon een `weak yes'. seerde, vereist een transplantatie dat er in de eerste plaats rekening wordt gehouden met eventuele absolute of relatieve contra- indicaties: antecedenten van kanker, lever- of nierinsufficiëntie, chronische infectie, zwaarlijvigheid, leeftijd hoger dan 65 jaar... moeten verschillende kenmerken van het referentiecentrum in aanmerking worden genomen, meer bepaald de beschikbaarheid van donoren en de wachttijd op de lijst. Als die lang is, moet de patiënt vroeg genoeg op de lijst worden gezet. plantatie voor diffuse interstitiële pneu- mopathie de aanbevelingen zijn dus niet specifiek voor idiopathische longfibrose aangewezen zijn in geval van NYHA-klasse III of hoger, een geforceerde vitale capaciteit lager dan 60-70% van de voorspelde waar- de, hypoxemie, een lage diffusiecapaciteit en een symptomatische en progressieve aandoening ondanks de lopende behande- ling. Deze aanbevelingen zijn dus vrij alge- meen en soms een beetje vaag. Volgens meer specifieke aanbevelingen is transplantatie een optie als er radiografisch of histologisch bewijs beschikbaar is van gebruikelijke interstitiële pneumonie (UIP, usual interstitial pneumonia) of histologisch bewijs van fibroserende, niet-specifieke in- terstitiële pneumonie (fibrotic NSIP, fibrotic non specific interstitial pneumonia). Daar komen nog andere criteria bij met betrek- king tot de geforceerde vitale capaciteit, de koolmonoxidediffusiecapaciteit... ten met idiopathische longfibrose bedraagt in het UZ Leuven gemiddeld 223 dagen (Tabel 4 |