background image
34
I
A
ndrologic
·
V
ol
9
·
nr 2
·
2013
gedrochten naar mooie, wellustige en
vooral verleidelijke vrouwen.
d
uivels
in
de
woestijn
In de oudste afbeeldingen wordt An-
tonius vooral geconfronteerd met dui-
vels en demonen. Een demon werd be-
schouwd als een `gevallen engel', een
duivel of een `boze of onreine geest'.
Oorspronkelijk was dm (daimon)
een meer neutraal Grieks woord voor
afgod en een vertaling van het He-
breeuws elilim, dat vrij vertaald nul of
niets betekent. Hiermee werd in het
Oude Testament door de profeten die
de afgoderij bestreden spottend be-
doeld dat degenen die in aanbidding
neervielen voor de elilim van `steen,
hout en metaal' eigenlijk `niets' ver-
eerden. In de bijbel wordt ook verteld
dat demonen onder leiding staan van
`satan', of de duivel die als een soort
opperdemon kan worden beschouwd.
In de middeleeuwen stond satan be-
kend als de belangrijkste van een grote
groep individuele engelen die zich op
een bepaald ogenblik van God afge-
scheiden hebben. De naam Beëlzebub
is afgeleid van Baäl-Zebub en allebei
betekenen ze `heer van de vliegen'. Het
is een bijbelse spotnaam voor Beëlze-
bul (afgeleid van Baäl-Zebul) dat `heer
van het huis' betekent. In het Nieuwe
Testament wordt Beëlzebub/Beëlzebul
de vorst van de demonen genoemd,
een andere benaming voor de duivel
of de satan. Deze gedachte vinden we
ook in de Vita van Antonius: (1.§ 22)
Vooreerst moeten we wel weten dat de
demonen niet als boze geesten ­ zo-
als wij dat bedoelen als we ze met dat
woord noemen ­ geschapen zijn. Want
God heeft niets slecht gemaakt en zelfs
zij zijn goed geschapen, maar zij zijn de
hemelse wijsheid ontvallen en sinds-
dien kruipen ze vernederd rond op de
Aarde. De Grieken hebben ze enerzijds
bedrogen met hun vertoningen, terwijl
ze vanuit hun afgunst op ons Christenen
alles in beweging zetten om ons de toe-
gang tot de hemelen te beletten, opdat
wij niet zouden opstijgen naar de plaats
van waaruit zij neergestort zijn.
James George Frazer (4) beschrijft heel
treffend de visie van de primitieve mid-
deleeuwer op geesten en demonen: In
zijn verbeelding krioelt de wereld nog
Figuur 4: Pieter van der Heyden (1530-1572), koperets naar Pieter Brueghel van 1556: De
verzoeking van de heilige Antonius door allerhande surrealistische gedrochten.
Figuur 5: Jan Wellens de Cock, de verzoeking van Sint Antonius, Museo Thyssen-
Bornemisza, Madrid. Ook hier zijn op de achtergrond dierlijke gedrochten, maar meer
opvallend zijn de drie naakte vrouwen die Antonius willen verleiden.
4
5