background image
45
Onco
l
Vol 7
l
Nr 3
l
2013
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: ZYTIGA 250 mg tabletten · KWALITATIEVE EN
KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Elke tablet bevat 250 mg abirateronacetaat. Hulpstoffen
met bekend effect. Elke tablet bevat 189 mg lactose en 6,8 mg natrium. ·
FARMACEUTISCHE
VORM: Tablet. Witte tot gebroken witte, ovale tabletten, waarop aan één kant AA250 werd
aangebracht.
Therapeutische indicaties: ZYTIGA is met prednison of prednisolon
geïndiceerd voor: - de behandeling van gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker
bij volwassen mannen die asymptomatisch of licht symptomatisch zijn na falen van
androgeendeprivatietherapie en voor wie behandeling met chemotherapie nog niet klinisch
geïndiceerd is (zie rubriek 5.1); - de behandeling van gemetastaseerde castratieresistente
prostaatkanker bij volwassen mannen bij wie de ziekte progressief was tijdens of na een
chemotherapieschema op basis van docetaxel.
Dosering en wijze van toediening: Dosering:
De aanbevolen dosis is 1.000 mg (vier tabletten van 250 mg) als eenmalige dagelijkse dosis,
niet met voedsel in te nemen (zie de informatie over de wijze van toediening). Als de tabletten
met voedsel worden ingenomen, verhoogt dat de blootstelling aan abirateron (zie de
rubrieken 4.5 en 5.2). ZYTIGA moet worden gebruikt met een lage dosis prednison of
prednisolon. De aanbevolen dosis prednison of prednisolon is 10 mg per dag. Bij patiënten die
niet chirurgisch zijn gecastreerd, moet chemische castratie met een LHRH-analoog tijdens de
behandeling worden voortgezet. Serumtransaminases moeten worden bepaald voordat de
behandeling wordt gestart, elke twee weken in de eerste drie maanden van de behandeling
en daarna maandelijks. De bloeddruk, het serumkalium en de vochtretentie moeten
maandelijks worden gemeten (zie rubriek 4.4). Patiënten met een aanzienlijk risico op
congestief hartfalen dienen echter gedurende de eerste drie maanden van de behandeling
elke twee weken gecontroleerd te worden en daarna maandelijks (zie rubriek 4.4). Bij
patiënten met reeds bestaande hypokaliëmie of degenen die hypokaliëmie ontwikkelen
terwijl ze met ZYTIGA worden behandeld, dient overwogen te worden de kaliumconcentratie
bij de patiënt op 4,0 mM te houden. Voor patiënten die graad 3 toxiciteiten ontwikkelen,
waaronder hypertensie, hypokaliëmie, oedeem en andere, non-mineralocorticoïde toxiciteiten,
dient de behandeling te worden onderbroken en geschikte medische behandeling te worden
ingesteld. Behandeling met ZYTIGA mag niet eerder worden hervat dan nadat de symptomen
van de toxiciteit zijn afgenomen tot graad 1 of tot baseline. In geval van een gemiste dagdosis
van ZYTIGA, prednison of prednisolon, moet de behandeling de volgende dag worden hervat
met de gebruikelijke dagdosis. Levertoxiciteit: Voor patiënten die tijdens de behandeling
levertoxiciteit ontwikkelen (alanineaminotransferase [ALAT] verhoogd of
aspartaataminotransferase [ASAT] verhoogd tot meer dan 5 maal de bovengrens van de
normaalwaarde [ULN]), moet de behandeling onmiddellijk worden onderbroken (zie
rubriek 4.4). Nadat de leverfunctietestwaarden weer op baseline van de patiënt zijn, kan de
behandeling worden hervat in een verlaagde dosis van 500 mg (twee tabletten) eenmaal per
dag. Bij patiënten bij wie de behandeling is hervat, moeten serumtransaminases minimaal
elke twee weken gedurende drie maanden gecontroleerd worden en daarna maandelijks. Als
de levertoxiciteit bij de verlaagde dosis van 500 mg per dag opnieuw optreedt, moet de
behandeling worden beëindigd. Als patiënten op enig moment tijdens de behandeling ernstige
levertoxiciteit ontwikkelen (ALAT of ASAT 20 maal de bovengrens van de normaalwaarde),
moet de behandeling worden stopgezet en mogen patiënten niet opnieuw worden behandeld.
Leverinsufficiëntie: Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met reeds bestaande
milde leverinsufficiëntie, Child-Pugh Klasse A. Aangetoond is dat matige leverinsufficiëntie
(Child-Pugh Klasse B) de systemische blootstelling aan abirateron met ongeveer een factor 4
verhoogt na eenmalige orale doses van 1.000 mg abirateronacetaat (zie rubriek 5.2). Er zijn
geen gegevens over de klinische veiligheid en werkzaamheid van meervoudige doses
abirateronacetaat, toegediend aan patiënten met matige of ernstige leverinsufficiëntie (Child-
Pugh Klasse B of C). Een dosisaanpassing kan niet voorspeld worden. Het gebruik van ZYTIGA
moet zorgvuldig worden geëvalueerd bij patiënten met matige leverinsufficiëntie, bij wie het
voordeel duidelijk moet opwegen tegen de mogelijke risico's (zie de rubrieken 4.2 en 5.2).
ZYTIGA mag niet worden gebruikt bij patiënten met ernstige leverinsufficiënte (zie de
rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2). Nierinsufficiëntie: Bij patiënten met nierinsufficiëntie is geen
dosisaanpassing noodzakelijk (zie rubriek 5.2). Er is echter geen klinische ervaring bij
patiënten met prostaatkanker en ernstige nierinsufficiëntie. Bij deze patiënten is
voorzichtigheid geboden (zie rubriek 4.4). Pediatrische patiënten: Er is geen relevante
toepassing van dit geneesmiddel bij pediatrische patiënten, aangezien prostaatkanker bij
kinderen en adolescenten niet voorkomt. Wijze van toediening: ZYTIGA moet minstens twee
uur na het eten worden ingenomen en na het innemen van de tabletten mag men minstens
één uur niet eten. Deze tabletten moeten in hun geheel worden doorgeslikt met water.
Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in
rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. Vrouwen die zwanger zijn of die zwanger zouden kunnen
zijn (zie rubriek 4.6). Ernstige leverinsufficiëntie [Child-Pugh-klasse C (zie de rubrieken 4.2,
4.4 en 5.2)].
Bijwerkingen: Samenvatting van het veiligheidsprofiel. De meest voorkomende
bijwerkingen die worden gezien, zijn perifeer oedeem, hypokaliëmie, hypertensie en
urineweginfectie. Andere belangrijke bijwerkingen zijn onder andere hartaandoeningen,
levertoxiciteit en breuken. ZYTIGA kan hypertensie, hypokaliëmie en vochtretentie veroorzaken
als farmacodynamisch gevolg van het werkingsmechanisme. In klinische studies werden
verwachte mineralocorticoïde bijwerkingen vaker gezien bij patiënten die werden behandeld
met ZYTIGA dan bij patiënten die werden behandeld met placebo: hypokaliëmie bij 21%
versus 11%, hypertensie bij 16% versus 11% en vochtretentie (perifeer oedeem) bij 26%
versus 20%. Bij patiënten die werden behandeld met ZYTIGA werden CTCAE (versie
3.0)-graad 3 en 4 hypokaliëmie en CTCAE (versie 3.0)-graad 3 en 4 hypertensie gezien bij
respectievelijk 4% en 2% van de patiënten. Mineralocorticoïde reacties konden in het
algemeen succesvol medisch worden behandeld. Gelijktijdig gebruik van een corticosteroïd
verlaagt de incidentie en de ernst van deze bijwerkingen (zie rubriek 4.4). Samenvatting van
bijwerkingen in tabelvorm: In studies bij patiënten met gemetastaseerde gevorderde
prostaatkanker die een luteinising hormonereleasing hormone (LHRH)-analoog gebruikten of
eerder een orchidectomie ondergingen, werd ZYTIGA toegediend in een dosis van 1.000 mg
per dag in combinatie met een lage dosis prednison of prednisolon (10 mg per dag).
Bijwerkingen die tijdens klinische studies zijn waargenomen, staan hieronder vermeld naar
frequentiecategorie. De frequentiecategorieën zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100 tot < 1/10), soms ( 1/1.000 tot < 1/100), zelden ( 1/10.000 tot < 1/1.000),
zeer zelden (<1/10.000). Binnen elke frequentiecategorie zijn de bijwerkingen weergegeven
in afnemende mate van ernst.
Tabel 1: Bijwerkingen vastgesteld in klinische studies
Infecties en parasitaire aandoeningen: zeer vaak: urineweginfectie. Endocriene
aandoeningen: soms: bijnierinsufficiëntie. Voedings en stofwisselingsstoornissen: zeer
vaak: hypokaliëmie, vaak: hypertriglyceridemie. Hartaandoeningen: vaak: hartfalen*, angina
pectoris, aritmie, atriale fibrillatie, tachycardie.
Bloedvataandoeningen: zeer vaak:
hypertensie.
Maagdarmstelselaandoeningen: vaak: dyspepsie. Lever en galaandoeningen:
vaak: alanineaminotransferase verhoogd, aspartaataminotransferase verhoogd. Huid en
onderhuidaandoeningen: vaak: rash. Nier en urinewegaandoeningen: vaak:hematurie.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: zeer vaak: oedeem perifeer.
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties: vaak: breuken**. * Hartfalen omvat ook
congestief hartfalen, linkerventrikeldisfunctie en ejectiefractie verlaagd. ** Breuken omvat
alle breuken met uitzondering van pathologische breuk. De volgende CTCAE (versie 3.0)-graad
3 bijwerkingen traden op bij patiënten die met ZYTIGA werden behandeld: hypokaliëmie 3%;
urineweginfectie, alanineaminotransferase verhoogd, hypertensie, aspartaataminotransferase
verhoogd, breuken 2%; perifeer oedeem, hartfalen en atriale fibrillatie elk 1%. CTCAE
(versie 3.0)-graad 3 hypertriglyceridemie en angina pectoris kwamen voor bij < 1% van de
patiënten. CTCAE (versie 3.0)-graad 4 perifeer oedeem, hypokaliëmie, urineweginfectie,
hartfalen en breuken kwamen voor bij < 1% van de patiënten. Beschrijving van bepaalde
bijwerkingen: Cardiovasculaire reacties: Beide fase 3-studies sloten patiënten uit met
ongecontroleerde hypertensie, klinisch relevante hartziekte blijkens een myocardinfarct of
een manifestatie van arteriële trombose in de afgelopen 6 maanden, ernstige of onstabiele
angina of hartfalen met NYHA klasse III of IV (studie 301) of hartfalen klasse II tot IV (studie
302) of een gemeten cardiale ejectiefractie van < 50%. Alle ingesloten patiënten (zowel
behandeld met medicatie als met placebo) werden gelijktijdig behandeld met
androgeendeprivatietherapie, voornamelijk door middel van LHRH-analogen, hetgeen
geassocieerd is met diabetes, myocardinfarct, cerebrovasculair accident en plotse hartdood.
De incidentie van cardiovasculaire bijwerkingen in de fase 3-studies bij patiënten die ZYTIGA
gebruikten, ten opzichte van patiënten die placebo innamen, waren als volgt: hypertensie
14,5% vs. 10,5%, atriale fibrillatie 3,4% vs. 3,4%, tachycardie 2,8% vs. 1,7%, angina pectoris
1,9% vs. 0,9%, hartfalen 1,9% vs. 0,6% en aritmie 1,1% vs. 0,4%. Levertoxiciteit:
Levertoxiciteit met verhoogd ALAT, aspartaattransaminase (ASAT) en totaal bilirubine, is
gemeld bij patiënten die met ZYTIGA werden behandeld. In alle klinische studies werden
verhoogde leverfunctietestwaarden (ALAT- of ASAT-verhoging > 5 x ULN (upper limit of
normal) of bilirubineverhoging > 1,5 x ULN) gemeld bij ongeveer 4% van de patiënten die
ZYTIGA ontvingen, doorgaans tijdens de eerste 3 maanden na het starten van de behandeling.
Patiënten met verhoogde ALAT- of ASAT-waarden op baseline hadden in de klinische studie
301 een grotere kans op verhoogde leverfunctietestwaarden dan degenen met normale
waarden op baseline. Wanneer verhogingen van ALAT of ASAT > 5 x ULN of verhogingen van
bilirubine > 3 x ULN werden gezien, werd ZYTIGA onderbroken of stopgezet. In twee gevallen
trad er een aanzienlijke verhoging op van de leverfunctietestwaarden (zie rubriek 4.4). Deze
twee patiënten, met normale leverfunctie op baseline, kregen ALAT- of ASAT-verhogingen van
15 tot 40 x ULN en bilirubineverhogingen van 2 tot 6 x ULN. Na beëindiging van ZYTIGA
normaliseerden bij beide patiënten de leverfunctietestwaarden en één patiënt werd opnieuw
behandeld zonder dat de verhoogde waarden terugkeerden. In studie 302 werden verhogingen
van ALAT of ASAT van graad 3 of 4 waargenomen bij 35 (6,5%) patiënten die met ZYTIGA
werden behandeld. De verhogingen van aminotransferases verdwenen bij alle patiënten op 3
na (2 met nieuwe multipele levermetastases en 1 met ASAT-verhoging ongeveer 3 weken na
de laatste dosis van ZYTIGA). Staken van de behandeling wegens verhoging van ALAT en
ASAT werd gemeld bij respectievelijk 1,7% en 1,3% van de patiënten behandeld met ZYTIGA
en bij respectievelijk 0,2% en 0% van de patiënten behandeld met placebo. Er werden geen
overlijdensgevallen gemeld als gevolg van levertoxiciteit. In klinische studies werd het risico
voor levertoxiciteit beperkt door uitsluiting van patiënten met hepatitis of significante
afwijkingen van de leverfunctietesten op baseline. In studie 301 werden patiënten met ALAT
en ASAT 2,5 x ULN op baseline in afwezigheid van levermetastases en > 5 x ULN indien er
wel levermetastases aanwezig waren uitgesloten van deelname. In studie 302 konden
patiënten met levermetastasen niet worden geïncludeerd en werden patiënten met ALAT en
ASAT 2,5 x ULN op baseline uitgesloten. Als zich bij patiënten die deelnamen aan klinische
studies abnormale leverfunctietestwaarden ontwikkelden, werden deze op doortastende
wijze behandeld door middel van een verplichte onderbreking van de behandeling en
hernieuwde behandeling alleen toe te staan nadat de leverfunctietestwaarden waren gedaald
tot de waarden zoals gemeten bij de patiënt op baseline (zie rubriek 4.2). Patiënten met
verhogingen van ALAT of ASAT > 20 x ULN werden niet opnieuw behandeld. De veiligheid van
hervatting van de behandeling bij dergelijke patiënten is onbekend. Het mechanisme dat tot
levertoxiciteit leidt, is niet duidelijk.
Aard en inhoud van de verpakking: Ronde witte HDPE
flessen met een polypropyleen kindveilige dop, met 120 tabletten. Elke verpakking bevat
1 fles. ·
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Janssen-Cilag
International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België ·
NUMMER(S) VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: EU/1/11/714/001. Afleveringswijze:
Geneesmiddel op medisch voorschrift ·
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE
VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING: 5 september 2011. · DATUM VAN
HERZIENING VAN DE TEKST: 18/12/12. Meer informatie is beschikbaar op verzoek.
Zytiga VL Helvetica.indd 1
16/05/13 17:12
ONC253N.indd 3
3/06/13 16:01
ON0443N
Refractaire pijn bij kanker-
patiënten: verslag van een
gemeenschappelijke vergadering
van de AFSOS* en het PSOM**
Jean Klastersky
1
, Dominique Lossignol
2
, Darius Razavi
3
, Ivan Krakowski
4
1. Professor en hoofd van de dienst geneeskunde (erelid), Instituut Jules Bordet; Coördinator van de PSOM
2. Hoofd van de dienst Ondersteunende Zorgen, Instituut Jules Bordet
3. Professor Psychosomatica en Psycho-oncologie (ULB) en hoofd van de dienst Psycho-oncologie, Instituut Jules Bordet
4. Voorzitter van de Association Francophone pour les Soins Oncologiques de Support
Een definitie geven van refractaire pijn is niet makkelijk.
Een constante is dat de pijn, die vaak niet kan worden
verlicht met klassieke pijnstilling, ondraaglijk is voor de
patiënt, maar ook voor zijn omgeving (zoals de familie en
het zorgteam). Omdat elke patiënt en zijn omgeving de
pijn anders kunnen ervaren, moet een pluridisciplinaire
en pluriprofessionele benadering worden georganiseerd.
Daarbij moet het zorgteam naar de patiënt luisteren,
hem observeren en bijkomende onderzoeken uitvoeren
om de fysiopathologische diagnose van de pijn te verfij-
nen. Die pijn moet ook worden gekwantificeerd met
schalen die zijn aangepast aan de etiologie, en ook de
psychosociale weerslag moet worden geëvalueerd.
Alleen dan kan een globale benadering resulteren in een
gepaste behandeling. Een symptoom wordt als refractair
beschouwd (en niet als `moeilijk controleerbaar') als de
clinicus meent dat geen enkele al dan niet invasieve in-
terventie nog verlichting kan brengen, het een ondraag-
lijke en overmatige morbiditeit veroorzaakt en er geen
verlichting kan worden verwacht binnen een aanvaard-
bare termijn. De pijn die daaruit volgt wordt door de
patiënt als ondraaglijk ervaren.
De meest voorkomende oorzaken van het eventueel
falen van de behandeling, zijn opgesomd in tabel 1.
Dit falen wordt aangepakt door verandering van de
toedieningswijze van de analgetica en/of verandering
van geneesmiddel (rotatie) en gebruik van coanalgetica.
In een aantal gevallen kunnen anesthesiologische tech-
nieken worden toegepast.
Paroxismale of doorbraakpijn (breakthrough pain) wordt
omschreven als al dan niet onverwachte, snel optre-
dende acute pijnaanvallen waarvan de duur kan varië-
ren van enkele seconden tot enkele uren, met een ge-
middelde van 30 minuten. Soms kunnen er uitlokkende
factoren worden geïdentificeerd: verschillende bewe-
gingen, hoesten, slikproblemen, diep inademen, mictie,
defecatie. Ze veroorzaken een `plotse scheutachtige'
pijn die kenmerkend is voor sommige vormen van neu-
ropathische pijn. Deze definitie werd al in 1990 voor-
gesteld door R. Portnoy.
Ze kunnen worden veroorzaakt door voorspelbare ge-
beurtenissen of volkomen spontaan optreden. In het
eerste geval kan een verhoging van de dagelijkse vaste
dosissen analgetica (met het risico van overdosering
die zou leiden tot sedatie) worden voorgesteld (een
niet-wenselijk gevolg hierbij is chronische overdose-
ring), of de toediening van voorgeschreven supplemen-
ten die zijn afgestemd op de pijnpieken. Essentieel hier-
bij zijn de snelle werking en de korte werkingsduur van
de pijnstillende behandeling, maar uiteraard kunnen
slechts weinig geneesmiddelen aan die behoeften
beantwoorden.
ONDERSTEUNENDE THERAPIE
Dit artikel is een verslag van de vergadering over refractaire
pijn in de oncologie, die op 5 november 2011 werd gehou-
den in het Instituut Jules Bordet door de AFSOS (Association
Francophone pour les Soins Oncologiques de Support
) en het
PSOM (Zorgprogramma Oncologie Bordet-IRIS-Erasmus).
Peer-reviewed article
- Gebrek aan compliance door de patiënt
- Verkeerde fysiopathologische diagnose
- Te veel bijwerkingen
- Aanwezigheid van andere ernstige symptomen
- Doorbraakpijn
- Negatieve invloed op de omgeving
- Paroxismale pijn
Tabel 1: Oorzaken van het falen van
de oorspronkelijke behandeling van
refractaire pijn.