![]() voert. Data van de ASTER-studie toonden echter ook dat het rigoureus toepassen van deze strategie er toe leidt dat 11 chirurgische mediastinoscopieën nodig zijn om één vals-nega- tieve endo-echografie te ontdekken. Hoewel dit vanuit statis- tisch standpunt geen probleem is, kan dit een ethische horde zijn. De logisch volgende vraag is of er subgroepen kunnen worden geïdentificeerd bij wie de chirurgische mediastino- scopie het meeste baat brengt na een negatieve endo- echografie. In een post-hocanalyse van de ASTER-studie von- den de onderzoekers dat toevoegen van mediastinoscopie na een negatieve endo-echografie vooral zinvol was bij die long- kankerpatiënten die op beeldvorming verdachte klieren aviditeit). Bij deze patiënten waren zeven mediastinoscopieën nodig om één vals-negatieve endo-echografie te ontdekken. Bij de patiënten zonder verdachte klieren op de beeldvorming was mediastinoscopie niet in staat om een vals-negatieve endo- echografie te ontdekken, en dus eigenlijk niet bijdragend. Integratie van deze gegevens leidt tot een stageringsalgoritme weergegeven in figuur 4. integratie van moleculair onderzoek in de diagnostiek van de patiënt met niet-kleincellige longkanker. Met endo-echografie wordt niet enkel bijgedragen aan de stagering, maar ook aan de primaire diagnostiek van longlaesies of metastatische klieren. Immunohistochemie op fijne-naaldaspiraten is een goed inge- burgerde techniek, behulpzaam bij de primaire diagnostiek van longkanker. Bepaling van de EGFR-mutatiestatus en van de aan- wezigheid van het EML4-ALK-fusiegen zijn vandaag de meest relevante moleculaire testen. Hoewel die vooral geïndiceerd zijn bij patiënten met metastatische ziekte, is het belangrijk te weten dat ze kunnen uitgevoerd worden op het mate- riaal bekomen bij echo-endoscopie. De voorwaarde is dat voldoende tumorweefsel aanwezig is in de stalen. De behoefte aan moleculaire testen hoeft niet automatisch in te houden dat chirurgische biopten nodig zijn. longkankerpatiënt nodig is, blijkt een benadering met echo- endoscopie de eerste keuze te zijn. Biopties van de klieren links en rechts van de trachea en ook van de subcarinale klieren moeten steeds nagestreefd worden, ongeacht hun grootte of ook worden gebiopteerd indien ze te groot zijn of FDG- opname vertonen op de PET-scan. Het systematische uitvoe- ren van een chirurgische mediastinoscopie bij patiënten met een negatieve endo-echografie is op dit ogenblik de standaard en is de enige manier om een onnodige thoracotomie te ver- mijden. Er zijn nieuwe data die suggereren dat vooral die patiënten met vergrote of FDG-avide mediastinale klieren het meeste kans hebben op een vals-negatieve echo-endoscopie, zodat zij waarschijnlijk het meeste baat hebben bij een chirur- gische mediastinoscopie in het geval de echo-endoscopie negatief is. Patiënten met een onverdacht mediastinum bij beeldvorming, hebben mogelijk geen baat meer bij een chirur- gische mediastinoscopie nadat de inwendige echografie nega- tief bleek. Prospectief onderzoek is nu opgezet om te na te gaan of deze bevinding bevestigd kan worden. 1. for the revision of the TNM stage groupings in the forthcoming (seventh) edition of the TNM Classification of malignant tumours. J Thorac Oncol 2007;2(8):706-14. Oncol 2012;13(5):e221-e9. endobronchial ultrasonography according to the proposed lymph node map definition in the seventh edition of the tumor, node, metastasis classification for lung cancer. J Thorac Oncol 2009;4(12):1576-84. ultrasound-guided transbronchial needle aspiration compared with mediastinoscopy for mediastinal lymph node staging of lung cancer. J Thorac Cardiovasc Surg 2011;142(6):1393- 400. mediastinal nodal staging of lung cancer : a randomized trial. JAMA 2010;304(20):2245-52. |