![]() patiënten met tot de lever beperkte ziekte behandeld. Resectie werd uitgevoerd bij 107 patiënten (15,2%) met R0-resectie in 12,1 procent van de gevallen. FOLFIRINOX onderzocht als eerstelijnsbehandeling bij 30 pa- tiënten met naar de lever gemetastaseerde colorectale ziekte, viel een een responsratio van 80 procent (24 patiënten) op te tekenen en een R0-resectieratio van 40 procent (12 patiënten) (23). Een volledige pathologische respons werd waargenomen bij drie van de R0-gereseceerde patiënten. mab aan het FOLFIRINOX-schema een mogelijk voordeel biedt in de eerstelijnsbehandeling. Deze resultaten dienen nog wel be- vestigd te worden in grotere studies. Eveneens kan men vandaag nog niet de subgroepen specifiëren die voordeel hebben van de associatie van bevacizumab aan standaardchemotherapie. structie' wordt gelinkt aan het gebruik van oxaliplatinum. Histo- logisch treedt er hierbij nodulaire regeneratieve hyperplasie, sinusoïdale dilatatie, congestie en hemorragie op, leidend tot een verlies van hepatocyten met optreden van fibrose en si- nusoïdale occlusie (24). Mogelijk is bevacuzimab zinvol in de preventie van dit `sinusoïdaal-obstructiesyndroom'. Enkele stu- dies tonen aan dat de incidentie afneemt van 46 tot 5 procent, wanneer bevacizumab wordt toegevoegd aan een FOLFOX- schema (24-26). de morbiditeit, noch op het aantal postoperatieve complicaties bij de patiëntengroep behandeld met bevacizumab in combi- natie met chemotherapie voorafgaand aan resectie (27). nitumumab, een volledig humaan monoklonaal antilichaam (IgG2), zijn beide gericht tegen de EGFR. Alle twee leiden ze tot een verbetering in uitkomst bij mCRC, zowel in monotherapie als in combinatie met chemotherapie. De laatste jaren zijn een aantal resistentiemechanismen tegen deze agentia aan het licht gekomen. KRAS is tot op heden de enige gevalideerde negatieve predictieve biomarker voor respons op anti-EGFR-therapie. Een aantal andere genen downstream in de EGFR-cascade zoals BRAF, NRAS en PI3K werden ook bestudeerd (28). Mutaties in NRAS waren ook duidelijk geassocieerd met primaire resisten- controversieel is. Niettegenstaande deze negatieve predictieve factoren zijn er ook positieve predictieve factoren beschreven, zoals hoge expressie van de liganden amfireguline (AREG) en epireguline (EREG) (29). Ten slotte bestudeerde men gen- expressieprofielen in de patiëntengroep die een gunstig effect had van een behandeling met cetuximab (30). van cetuximab op de respons- en resectieratio's. De eerste studie is de CRYSTAL-studie (cetuximab in combinatie met irinotecan in eerste lijn bij patiënten met mCRK). De associatie van cetuximab met FOLFIRI verhoogde de responsratio (HR = 1,4; p = 0,004) in vergelijking met FOLFIRI alleen. Het aantal R0-resecties was ook hoger in de arm met cetuximab-FOLFIRI (7% versus 3,7% in de controlegroep, zonder rekening te hou- den met de lokalisatie van de metastasen). Zoals verwacht, to- nen retrospectieve studies enkel een voordeel bij de populatie met KRAS- of BRAF-wild type (31). De OPUS-studie (FOLFOX met cetuximab versus FOLFOX alleen in eerstelijnsbehande- ling) toonde gelijkaardige resultaten met een toegenomen re- seceerbaarheid van 4 naar 10 procent in de combinatiearm (4). De CELIM-studie is een gerandomiseerde fase II-studie met 111 patiënten die FOLFOX of FOLFIRI in combinatie met ce- tuximab vergeleek. Het primaire eindpunt was de responsratio. Partiële of volledige respons werd gezien in 68 procent (FOLFOX + cetuximab), versus 57 procent (FOLFIRI + cetuxi- mab) (32). Een analyse van de beide armen toonde een res- ponsratio van 70 procent bij patiënten met KRAS wild type, versus 42 procent bij patiënten met KRAS-mutatie. Een retro- spectieve analyse van deze studie door onafhankelijke chirur- gen vond resectieratio's van 32 procent bij start tot 60 procent na chemotherapie. We kunnen dan ook concluderen dat ce- tuximab de resectieratio bij patiënten met KRAS wild type doet toenemen. de fase III-studies deze resultaten niet bij patiënten met een oxaliplatinum bevattend schema. Een eerste studie is de MRC COIN-studie. Bij deze studie werden patiënten behandeld met een op oxaliplatine gebaseerd schema (CAPOX/FOLFOX) al dan niet in combinatie met cetuximab. Zelfs in de groep met KRAS wild type gaf cetuximab slechts een klein voordeel in de responsratio (59 versus 50%; p = 0,02) (33). De NORDIC VII- studie (FLOX +/- cetuximab) toonde gelijkaardige resultaten, hier was er geen voordeel van associatie van cetuximab met oxaliplatinum (34). Het is niet duidelijk of de verschillende 5-FU-schema's hierin een rol spelen. |