background image
38
Onco
l
Vol 7
l
Nr 3
l
2013
ligt de nadruk van de behandeling niet op curatie maar op pal-
liatie, waarin chemotherapie een centrale rol speelt. Het is
hiermee duidelijk dat voor die patiënten bij wie geen stadium
IV kan worden aangetoond, de kennis van de mediastinale klie-
ren cruciaal is voor de keuze van een optimaal therapieplan.
Wanneer biopten nemen uit
mediastinale klieren van de
longkankerpatiënt?
Er zijn twee situaties waarbij beeldvorming als voldoende ac-
curaat wordt beschouwd om te beslissen over de aan- of af-
wezigheid van uitzaaiingen in deze klieren en waarbij biopsie
niet nodig is.
Men neemt aan dat patiënten met op beeldvorming directe
tumoringroei in het mediastinum, of met bijzonder grote klie-
ren (> 20mm) in meer dan één station
(`bulk-ziekte') a priori een kans op
kwaadaardige aantasting van het medias-
tinum van 100 procent hebben. Patholo-
gische bevestiging hiervan biedt geen
meerwaarde.
Omgekeerd neemt men aan dat bij
bepaalde patiënten invasief klieronder-
zoek vooral aanleiding geeft tot risico op
morbiditeit en kosten, veeleer dan op bij-
dragende nieuwe klinische gegevens. Dit
gaat op voor patiënten met perifere long-
tumoren van minder dan 3cm, bij wie
geen afwijking in de klieren wordt gezien
met de CT-scan (alle klieren < 10mm) en
die met de PET-scan a priori een kans
hebben van minder dan 6 procent.
Beeldvorming met CT-scan of PET is
echter niet accuraat genoeg om over
aan- of afwezigheid van uitzaaiingen in de
mediastinale klieren te beslissen in de
volgende twee situaties (Figuur 2).
De eerste betreft de groep patiënten met
klieren die verdacht zijn op basis van me-
diastinale beeldvorming: ofwel zijn de klie-
ren in het mediastinum te groot, ofwel
nemen ze teveel FDG op bij PET-scan.
De tweede betreft de groep die wordt ge-
kenmerkt door een normaal mediastinum
bij beeldvorming (dus enkel kleine kliertjes
die bovendien geen FDG-opname tonen),
maar waarbij de kans op uitzaaiing in deze klieren oploopt tot
30 procent. De reden hiervoor zijn veelvoudig:
- de patiënt heeft verdachte hilaire klieren bij beeldvorming
(CT of PET);
- de patiënten heeft een centraal aanliggende tumor;
- de tumor zelf vertoont geen of erg zwakke FDG-opname
op PET-scan waardoor de evaluatie van de opname in de
klieren eigenlijk niet betrouwbaar is. In deze scenario's is
weefselonderzoek van de mediastinale klieren een
noodzaak.
Wat zijn voorwaarden voor goed
weefselonderzoek van de klieren?
In 2007 werden door de Europese Vereniging van Thorax-
Chirurgen richtlijnen opgesteld (ESTS-richtlijn) voor de stadium-
Elke met FDG
koude longtumor
CRITERIUM CT-SCANNER FDG-PET/CT
V
er
dach
t mediastinum
O
n
v
er
dach
t mediastinum
Vergroot of heet
met FDG
mediastinale LN
Kleine maar heet
met FDG
mediastinale LN
Vergroot of heet
met FDG hilaire LN
Klein
maar heet met FDG
hilaire LN
Elke centrale
longtumor
Figuur 2: Indeling van longkanker in functie van de aan- of
afwezigheid van verdachte klieren in het mediastinum bij
beeldvorming (2).