![]() dies die de effecten van vijf jaar versus geen tamoxifen hebben bestudeerd, toont de ATLAS-studie dat een effectieve endocriene therapie de borstkankersterfte nagenoeg kan halveren gedurende jaar 10-14 na de diagnose. De auteurs wijzen er tot slot op dat een langere follow-up aangewezen is om nog meer zicht te krijgen op tweede decennium na de diagnose. to 10 years versus stopping at 5 years after diagnosis of oestrogen receptor-positive breast cancer: ATLAS, a randomized trial. Lancet 2013;381:805-16. zijn voor de follow-up van gemetastaseerde borst- kanker. Dat toont een proof-of-concept-analyse die het New England Journal of Medicine zopas behandeling worden endocriene, cytotoxische of biologische therapieën ingezet. Het opvolgen van de respons op deze be- handelingen is essentieel om te voorkomen dat therapieën die niet effectief zijn, worden verder gegeven, om onnodige bijwer- kingen te voorkomen, en om het effect van nieuwe therapieën na te gaan. Voor die opvolging wordt klassiek teruggegrepen naar beeldvormingstechnieken, die echter regelmatig falen in het op- sporen van wijzigingen in de tumor. Er is met andere woorden een grote behoefte aan biomarkers die het tumorgedrag met een hoge gevoeligheid en specificiteit kunnen evalueren. Biomarkers zoals kankerantigeen 15-3 (CA 15-3) en circulerende tumorcellen werden al uitvoerig bestudeerd. Sarah-Jane Dawson (University of Cambridge) en collega's vroegen zich af in hoeverre circule- rend celvrij DNA dat drager is van tumorspecifieke veranderingen (circulerend tumor-DNA), waardevol kan zijn in deze context. Dat laatste werd immers nooit uitgebreid bestudeerd of vergele- ken met andere circulerende biomarkers in borstkanker. tumoren met de bepaling van circulerend tumor-DNA, CA 15-3, en circulerende tumorcellen bij 30 vrouwen met gemetastaseerde borstkanker onder systemische therapie. Circulerend tumor-DNA werd gedetecteerd in 29 van de 30 vrouwen (97%) bij wie so- matische genoomveranderingen werden vastgesteld. CA 15-3 en circulerende tumorcellen werden gedetecteerd in respectievelijk 21 op 27 (78%) en 26 op 30 (87%) vrouwen. Volgens de auteurs correleerde circulerend tumor-DNA beter met wijzigingen in het tumorgedrag dan CA 15-3 of circulerende tumorcellen. Circule- rend tumor-DNA was ook de snelste merker van therapierespons bij 10 op 19 vrouwen (53%). Deze proof-of-concept-analyse toont volgens Dawson en haar team dat circulerend tumor-DNA een informatieve, inherent specifieke en erg gevoelige biomarker is voor gemetastaseerde borstkanker. De auteurs wijzen er nog op dat de analyse van cir- culerend tumor-DNA een unieke opportuniteit biedt om de sterk toegenomen kennis en inzichten in de onderliggende genetische mechanismen van borstkanker te integreren in de kliniek. Dawson besluit dat je circulerend tumor-DNA kunt beschouwen als een `vloeibaar biopt' dat bovendien eenvoudiger af te nemen is dan het klassieke biopt. metastatic breast cancer. N Engl J Med 2013;368:1199-209. is gevoeliger dan barium-enema (BE) met dub- bel contrast voor de diagnose van colorectaal carcinoom of grote poliepen bij symptomatische patiënten. Voor de meeste patiënten is CTC even gevoelig en minder invasief dan de klassieke aantal verwijzingen voor verder onderzoek na CTC in te perken. Verschillende publicaties in de Lancet snijden dit thema aan. onderzoek bij symptomen die suggestief zijn voor colorectaal car- cinoom. Potentiële alternatieven zijn CTC en bariumenema. De Lancet brengt de eerste gerandomiseerde data bij symptomati- sche patiënten van twee studies van de UK special Interest Group in Gastrointestinal and Abdominal Radiology (SIGGAR) study over de gevoeligheid van deze tests en hun geschiktheid als alternatief voor de klassieke coloscopie. De deelnemers aan deze studies zijn patiënten uit 21 Britse ziekenhuizen met symptomen die sugges- tief waren voor colorectaal carcinoom. Steve Halligan (University College, Londen) en zijn team vergelijken bariumenema en CTC in een cohort van 2.527 patiënten die werden verwezen voor radiografisch onderzoek van de darm. De auteurs stel- den vast dat de detectiegraad van colorectale kanker of grote poliepen lorectale kankers terwijl bariumenema er 12/85 miste. Er waren meer verwijzingen voor bijkomend colononderzoek in de CTC-groep (23,5% vs 18,3%), vooral omdat er meer grote poliepen werden ontdekt na CTC. De auteurs concluderen dat CTC een gevoeligere test is dan ba- riumenema, en dat hun bevindingen suggereren dat CTC de voorkeur verdient als radiografisch onderzoek bij patiënten met symptomen die suggestief zijn voor colorectaal carcinoom. Wendy Atkin (Imperial College, Londen) en collega's vergeleken op hun beurt CTC versus coloscopie bij patiënten die werden door- verwezen voor coloscopie. De analyse van Atkin is gebaseerd op de gegevens van 1.580 patiënten die na randomisatie ofwel coloscopie (n = 1.047) ofwel CTC (n = 533) ondergingen. Bij 30 procent van de patiënten uit de CTC-groep gebeurde nadien bijkomend darm- onderzoek. Na coloscopie bedroeg dat percentage 8,2 procent. Zowat de helft van de verwijzingen na CTC waren voor kleine po- liepen (< 10mm) of wegens klinische twijfel. De detectiegraad voor colorectaal carcinoom of grote poliepen was vergelijkbaar in beide groepen: 11 procent. CTC miste 1/29 colorectale kankers terwijl coloscopie er geen miste. De auteurs concluderen dat er richtlijnen nodig zijn om het aantal verwijzingen na CTC in te perken, maar dat CTC voor de meeste patiënten een even gevoelig en minder invasief alternatief is voor de klassieke coloscopie. In een commentaar, in diezelfde editie van de Lancet, besluit Otto Lin (Seattle, VS) dat BE zonder twijfel moet vervangen worden |