background image
16
Onco
l
Vol 7
l
Nr 3
l
2013
cellen opwekken. Zo is het aannemelijk dat immature myelo-
ide cellen eerst uit de periferie aangetrokken worden door
verschillende factoren alvorens ze onder invloed van de tu-
mormicro-omgeving protumoraal worden. Niettemin is het
ook mogelijk dat de tumormicro-omgeving de plasticiteit van
myeloïde cellen uitbuit en dus mature myeloïde cellen herpo-
lariseert naar een protumoraal fenotype. Bijgevolg zou dit
fenotype eerder een omkeerbare toestand zijn dan een on-
omkeerbare differentiatiestatus. Het is de moeite waard dit
verder te onderzoeken aangezien het kan leiden tot nieuwe
farmacologische strategieën. Zodoende wordt er veel onder-
zoek verricht naar de signalen en moleculen die verantwoor-
delijk zijn voor deze protumorale polarisatie. Maar tot op
heden blijven niet alleen de drijvende krachten achter TAM-
heterogeniteit een open vraag, maar ook de mogelijkheid dat
de ene myeloïde populatie zich binnen de tumor omvormt
tot een andere myeloïde populatie.
TAM-heterogeniteit
In muizen kan men aan de hand van de differentiële expressie
van MHC-klasse II en MMR twee verschillende TAM-subsets
identificeren, namelijk de MHC-II
laag
-MMR
hoog
-TAM's en MHC-
II
hoog
-MMR
laag
-TAM's. Op basis van ge-
nen oppervlaktemarkers classificeert
men deze als zijnde respectievelijk M2-
en M1-achtig. Daarenboven is ook ge-
bleken dat de MHC-II
laag
-subset voorna-
melijk voorkomt in de hypoxische re-
gio's van de tumor en bijgevolg een
hogere angiogene capaciteit bezit (8).
De klinische relevantie van deze bevin-
dingen wordt bewezen door de aanwe-
zigheid van MHC-II
laag
- en MHC-II
hoog
-
TAM-subsets in verschillende regio's
van menselijke hepatocellulaire carcino-
men. Daarenboven zijn de MHC-II
laag
-
TAM's positief voor IL-10, wat zou kun-
nen wijzen op een meer M2-achtig
fenotype van deze subset (35).
Een andere manier om onderscheid te
maken tussen verschillende TAM-sub-
sets berust op hun capaciteit om te mi-
greren. In het PyMT-muismodel van
borstcarcinomen zijn CD68
+
MMR
-
monocyten/macrofagen enkel beweeg-
lijk in de grens tussen stroma en tumor
(36). Maar in de diepere regionen van
de tumor verliezen deze cellen hun be-
weeglijkheid. Deze bevinding onder-
streept opnieuw dat er binnen de tu-
mor verschillende regio's bestaan die
elk een verschillend effect uitoefenen
op de aanwezige myeloïde cellen.
Een belangrijke uitdaging voor de toe-
komst blijft echter te begrijpen hoe
deze heterogeniteit op moleculair ni-
veau tot stand wordt gebracht en hoe
het therapeutisch benut kan worden.
Figuur 2: Effecten van de tumor op de inductie, aantrekking en
differentiatie van myeloïde cellen.
Hypoxie, lage pH en glucosetekorten veroorzaken een stressreactie in het endoplasmatisch
reticulum (ER) en deze ER-stress wekt vervolgens de Unfolded Protein Response (UPR) op.
Kankercellen, waarin de UPR geactiveerd is, vertonen een verhoogde transcriptie van pro-
inflammatoire factoren. Daarenboven kan de UPR van kankercellen op celintrinsieke wijze
overdragen worden naar immuuncellen, waardoor deze cellen meer inflammatoire factoren
produceren en minder potent worden in de verwerking van antigenen. Hypoxie stimuleert
daarenboven angiogenese door de productie van vascular endothelial growth factor op te
wekken. Voorts kan hypoxie, in samenwerking met tumorexosomen, de suppressieve capa-
citeit van monocytaire myeloïde suppressorcellen (MO-MDSC's) verhogen, de differentiatie
van dendritische cellen (DC's) inhiberen en de omzetting van monocyten naar MHC-II
laag
-
MMR
hoog
-TAM's bevorderen. Aangezien deze omzetting gestuurd wordt door hypoxie, zullen
deze TAM's zich voornamelijk concentreren in de hypoxische regio's. Factoren gesecreteerd
door kankercellen hebben voornamelijk een effect op myeloïde suppressorcellen (MDSC's).
Factoren afgegeven door kankercellen hebben voornamelijk een effect op MDSC's. Zo wek-
ken deze factoren de expansie op van MDSC's, zorgen ze voor een verhoogde accumulatie
van deze cellen in het beenmerg en de periferie en bevorderen ze bovendien hun migratie
naar de tumor. De mogelijkheid van myloïde cellen om zich om te zetten in andere myelo-
ide cellen evenals hun capaciteit tot zelfvernieuwing (gestippelde lijnen), roepen cruciale
vragen op, die verder onderzoek vereisen en bijgevolg werden weergegeven in het grijs.