![]() ide cellen eerst uit de periferie aangetrokken worden door verschillende factoren alvorens ze onder invloed van de tu- mormicro-omgeving protumoraal worden. Niettemin is het ook mogelijk dat de tumormicro-omgeving de plasticiteit van myeloïde cellen uitbuit en dus mature myeloïde cellen herpo- lariseert naar een protumoraal fenotype. Bijgevolg zou dit fenotype eerder een omkeerbare toestand zijn dan een on- omkeerbare differentiatiestatus. Het is de moeite waard dit verder te onderzoeken aangezien het kan leiden tot nieuwe farmacologische strategieën. Zodoende wordt er veel onder- delijk zijn voor deze protumorale polarisatie. Maar tot op heden blijven niet alleen de drijvende krachten achter TAM- heterogeniteit een open vraag, maar ook de mogelijkheid dat de ene myeloïde populatie zich binnen de tumor omvormt tot een andere myeloïde populatie. van MHC-klasse II en MMR twee verschillende TAM-subsets identificeren, namelijk de MHC-II men deze als zijnde respectievelijk M2- en M1-achtig. Daarenboven is ook ge- bleken dat de MHC-II gio's van de tumor en bijgevolg een hogere angiogene capaciteit bezit (8). De klinische relevantie van deze bevin- dingen wordt bewezen door de aanwe- zigheid van MHC-II van menselijke hepatocellulaire carcino- men. Daarenboven zijn de MHC-II nen wijzen op een meer M2-achtig maken tussen verschillende TAM-sub- sets berust op hun capaciteit om te mi- greren. In het PyMT-muismodel van borstcarcinomen zijn CD68 lijk in de grens tussen stroma en tumor (36). Maar in de diepere regionen van de tumor verliezen deze cellen hun be- weeglijkheid. Deze bevinding onder- streept opnieuw dat er binnen de tu- mor verschillende regio's bestaan die elk een verschillend effect uitoefenen op de aanwezige myeloïde cellen. Een belangrijke uitdaging voor de toe- komst blijft echter te begrijpen hoe deze heterogeniteit op moleculair ni- veau tot stand wordt gebracht en hoe het therapeutisch benut kan worden. differentiatie van myeloïde cellen. reticulum (ER) en deze ER-stress wekt vervolgens de Unfolded Protein Response (UPR) op. Kankercellen, waarin de UPR geactiveerd is, vertonen een verhoogde transcriptie van pro- inflammatoire factoren. Daarenboven kan de UPR van kankercellen op celintrinsieke wijze overdragen worden naar immuuncellen, waardoor deze cellen meer inflammatoire factoren produceren en minder potent worden in de verwerking van antigenen. Hypoxie stimuleert daarenboven angiogenese door de productie van vascular endothelial growth factor op te wekken. Voorts kan hypoxie, in samenwerking met tumorexosomen, de suppressieve capa- citeit van monocytaire myeloïde suppressorcellen (MO-MDSC's) verhogen, de differentiatie van dendritische cellen (DC's) inhiberen en de omzetting van monocyten naar MHC-II door kankercellen hebben voornamelijk een effect op myeloïde suppressorcellen (MDSC's). Factoren afgegeven door kankercellen hebben voornamelijk een effect op MDSC's. Zo wek- ken deze factoren de expansie op van MDSC's, zorgen ze voor een verhoogde accumulatie van deze cellen in het beenmerg en de periferie en bevorderen ze bovendien hun migratie naar de tumor. De mogelijkheid van myloïde cellen om zich om te zetten in andere myelo- ide cellen evenals hun capaciteit tot zelfvernieuwing (gestippelde lijnen), roepen cruciale vragen op, die verder onderzoek vereisen en bijgevolg werden weergegeven in het grijs. |