![]() MDSC's en is hun suppressief mechanisme voornamelijk afhan- kelijk van de productie van induceerbaar NO-synthase (iNOS). PMN-MDSC's daarentegen onderdrukken T-celresponsen door de productie van reactieve zuurstofintermediairen (ROS). opname van antigenen en deze vervolgens te presenteren aan naïeve T-lymfocyten. Aan de hand van zowel fenotypische als functionele verschillen, kan men vier verschillende CD11c reactie op pathogeen- of gevaargeassocieerde moleculaire pa- tronen. Klassiek geactiveerde DC's zijn zeer immunogeen door hun verhoogde expressie van costimulerende moleculen en hun productie van inflammatoire cytokines, zoals onder meer IL-12. Alternatief geactiveerde of semimature DC's veroorza- ken daarentegen T-celtolerantie door het opwekken van T-cel- anergie en de inductie van regulerende T-cellen (Tregs) (14). Net zoals bij macrofagen, zullen TADC's intermediaire active- ringsprofielen kunnen aannemen binnen de tumor en zal hun pro- versus antitumorale rol afhankelijk zijn van de fase van tumorgroei. voornamelijk gespecialiseerd in de opname en vernietiging van bacteriën. Recent werd echter aangetoond dat deze cellen ook kunnen bijdragen tot angiogenese en metastase (15) en dat neu- trofielen, net zoals macrofagen, ook kunnen voorkomen onder een antitumoraal N1- en een protumoraal N2-fenotype (1, 16). omgeving op de myeloïde cellen gebrek aan glucose, een te hoge concentratie aan reducerende metabolieten, een te lage pH en een tekort aan zuurstof (hypoxie) (Figuur 2). Zowel kanker- als stromale cellen bloot-gesteld aan deze fysiologische omstandigheden, gaan daarenboven een stressreactie in het endoplasmatisch reticulum (ER). Deze cellulaire responsen evenals de infiltratie en de polarisatie van de myeloïde cellen. tense metabole activiteit. Wanneer cellen worden vrijgesteld aan deze lagere zuurstofconcentraties, ondergaan ze een hypo- xische respons die gecontroleerd wordt door de transcriptie- factor hypoxia-inducible factor 1 (HIF-1). HIF-1 activeert de expressie van verschillende genen, zoals onder meer het pro- angiogene gen VEGF (2, 17). Hypoxische kankercellen kunnen ook CXCL12 en IL-8 aanma- ken. Beide proteïnen spelen een rol bij de aantrekking van my- eloïde cellen naar de tumor (3, 18). Voorts gaan hypoxische macrofagen meer HiF-1 aanmaken. Deze opregulatie indu- ceert een verhoogde expressie van protumorale genen, zoals IL-1, IL-8, CXCR4 en angiopoëtine-2 (4, 19). Bijgevolg verto- nen deze macrofagen een M2-achtig fenotype. Het bestaan van zulke TAM-heterogeniteit werd door ons laboratorium aange- toond in transplanteerbare muiscarcinomen waarbij M2-achti- ge TAM's, die gekenmerkt worden door een verhoogde ex- pressie van de macrophage mannose receptor (MMR) en een verlaagde expressie van major histocompatibility complex major class II (MHC-II), zich in hypoxische regio's bevinden, terwijl M1-achtige macrofagen zich in normoxische regio's bevinden (5, 8). Net zoals TAM's, worden MDSC's ook beïnvloed door hypoxie. Zo verhoogt HIF-1 de suppressieve capaciteiten van deze MDSC's (6, 20). De effecten van hypoxie op DC's zijn echter minder goed beschreven. stressreacties op in het ER waardoor er zich daar ongevouwen eiwitten ophopen. Cellen reageren op deze ER-stress door verschillende intracellulaire signalisatiewegen te activeren. Het geheel van deze pathways staat bekend als de unfolded protein response (UPR). De UPR kan rechtstreeks bijdragen tot tumor- vorming door de productie te stimuleren van protumorale cy- tokines, zoals IL-6, IL-23 en TNF (7, 21). Daarenboven kan de UPR ook tumorprogressie bevorderen door een negatief ef- fect uit te oefenen op de immuniteit van de gastheer. Zo kan de ER-stress van kankercellen op celextrinsieke wijze worden overgedragen op antigenpresenterende cellen waardoor deze cellen zelf een UPR ondergaan en bijgevolg pro-inflammatori- sche moleculen beginnen aan te maken en minder efficiënt worden in de presentatie van antigenen aan T-cellen (8, 22). een proces van outward budding. Deze vehikels bevatten eiwit- |