background image
39
Onco
l
Vol 7
l
Nr 3
l
2013
bepaling van longkanker, waarbij ook aandacht uitging naar
kwaliteitscriteria in verband met invasief mediastinaal klier-
onderzoek. Hierbij ging men er toen al van uit dat systematiek
in het klieronderzoek de voorwaarde is voor goed onderzoek.
Vandaar het concept dat er bij invasief klieronderzoek van het
mediastinum moet gestreefd worden naar het nemen van bi-
opsies, zowel links- als rechtszijdig van de trachea en ook sub-
carinaal. Idealiter zouden vijf, maar in elk geval minstens drie
klierstations moeten onderzocht en zo mogelijk gebiopteerd
worden, om te kunnen spreken van een goed verricht invasief
mediastinaal klieronderzoek.
Chirurgische mediastinoscopie en
medische mediastinoscopie
De chirurgische mediastinoscopie is een heelkundige proce-
dure waarbij de thoraxchirurg met een mediastinoscoop de
klieren paratracheaal links en rechts en ook subcarinaal bekijkt
en zo mogelijk biopteert. Dit gebeurt onder algemene narcose.
Dit onderzoek dient zoals hoger beschreven compleet te zijn,
dit wil zeggen dat deze stations systematisch onderzocht
moeten worden. Met de opkomst van de lineaire transoesofa-
geale echo-endografie met fijne-naaldaspiraties (EUS-FNA) en
de lineaire endobronchiale echografie met transbronchiale
naaldaspiraties (EBUS-TBNA) is nu duidelijk geworden dat de
klieren van de longen op een minder invasieve manier ook
goed onderzocht en gebiopteerd kunnen worden. Deze in-
wendige echografische technieken worden door de longarts
bij voorkeur onder lokale anesthesie verricht, aangevuld met
lichte sedatie. Deze echo-endoscopische procedures zijn de
voorbije jaren erg veilig gebleken, laten geen littekens na, en
kunnen in tegenstelling tot de chirurgische techniek indien
nodig meerdere keren herhaald worden zonder verlies van
accuratesse. Bovendien kunnen deze echo-endoscopische
procedures aangevuld worden met een chirurgische media-
stinoscopie, wat vooral zinvol kan zijn bij negatieve bevindingen.
Hierbij is de strategie dat men start met het minst invasieve
onderzoek, en het meer invasieve onderzoek reserveert voor
geselecteerde gevallen.
In zeldzamere gevallen bevinden er zich op basis van de beeld-
vorming verdachte klieren buiten het klassieke mediastino-
scopieveld. De aanwezigheid van klieren para-aortisch, retroster-
naal of laag paraoesofageaal kan bijvoorbeeld een uitdaging zijn.
Dan moeten deze natuurlijk met aangepaste technieken bena-
derd worden. Para-aortische klieren (stations 5-6) en retroster-
nale klieren (station 3 anterior) zullen benaderd worden met
een heelkundige techniek, omdat endo-echografie niet bij deze
klieren raakt. Er zijn wel rapporten waarbij via EUS-FNA met
een transaortische punctie een klierinvasie in station 6 kan
worden aangetoond. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen en
kan dan na grondige voorbespreking overwogen worden. Omge-
Figuur 3: Klierkaart van mediastinale (1-9) en hilaire (10-11) klierstations. Op de linkerkaart worden in
groen de stations aangeduid die met EUS-FNA benaderbaar zijn. Op de rechterkaart worden in rood de
stations aangeduid die met EBUS-TBNA benaderbaar zijn (3).