![]() kwaliteitscriteria in verband met invasief mediastinaal klier- onderzoek. Hierbij ging men er toen al van uit dat systematiek in het klieronderzoek de voorwaarde is voor goed onderzoek. Vandaar het concept dat er bij invasief klieronderzoek van het mediastinum moet gestreefd worden naar het nemen van bi- opsies, zowel links- als rechtszijdig van de trachea en ook sub- carinaal. Idealiter zouden vijf, maar in elk geval minstens drie klierstations moeten onderzocht en zo mogelijk gebiopteerd worden, om te kunnen spreken van een goed verricht invasief mediastinaal klieronderzoek. medische mediastinoscopie dure waarbij de thoraxchirurg met een mediastinoscoop de klieren paratracheaal links en rechts en ook subcarinaal bekijkt en zo mogelijk biopteert. Dit gebeurt onder algemene narcose. Dit onderzoek dient zoals hoger beschreven compleet te zijn, dit wil zeggen dat deze stations systematisch onderzocht moeten worden. Met de opkomst van de lineaire transoesofa- geale echo-endografie met fijne-naaldaspiraties (EUS-FNA) en de lineaire endobronchiale echografie met transbronchiale naaldaspiraties (EBUS-TBNA) is nu duidelijk geworden dat de klieren van de longen op een minder invasieve manier ook wendige echografische technieken worden door de longarts bij voorkeur onder lokale anesthesie verricht, aangevuld met lichte sedatie. Deze echo-endoscopische procedures zijn de voorbije jaren erg veilig gebleken, laten geen littekens na, en kunnen in tegenstelling tot de chirurgische techniek indien nodig meerdere keren herhaald worden zonder verlies van accuratesse. Bovendien kunnen deze echo-endoscopische stinoscopie, wat vooral zinvol kan zijn bij negatieve bevindingen. Hierbij is de strategie dat men start met het minst invasieve onderzoek, en het meer invasieve onderzoek reserveert voor geselecteerde gevallen. vorming verdachte klieren buiten het klassieke mediastino- scopieveld. De aanwezigheid van klieren para-aortisch, retroster- naal of laag paraoesofageaal kan bijvoorbeeld een uitdaging zijn. Dan moeten deze natuurlijk met aangepaste technieken bena- derd worden. Para-aortische klieren (stations 5-6) en retroster- nale klieren (station 3 anterior) zullen benaderd worden met een heelkundige techniek, omdat endo-echografie niet bij deze klieren raakt. Er zijn wel rapporten waarbij via EUS-FNA met een transaortische punctie een klierinvasie in station 6 kan worden aangetoond. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen en kan dan na grondige voorbespreking overwogen worden. Omge- groen de stations aangeduid die met EUS-FNA benaderbaar zijn. Op de rechterkaart worden in rood de stations aangeduid die met EBUS-TBNA benaderbaar zijn (3). |