background image
30
Onco
l
Vol 7
l
Nr 3
l
2013
door coloscopie of CTC. Nog volgens Lin brengt de studie van
Atkin bijkomende argumenten voor de grote accuraatheid van
CTC. Als CTC evenwel de standaard zou worden, zijn ook volgens
Lin erg concrete richtlijnen nodig inzake verwijzing voor colosco-
pie of extra uitwerking. En bijkomende studies zijn nodig om een
duidelijker zicht te krijgen op een aantal aspecten waaronder het
kostenplaatje en logistiek.
- Halligan S, Wooldrage K, Dadswell E, et al. Computed tomographic colonography
versus barium enema for diagnosis of colorectal cancer or large polyps in sympto-
matic patients (SIGGAR): a multicenter randimised trial. Lancet 2013;381:1185-93.
- Atkin W, Dadswell E, Wooldrage K, et al. Computed tomographic colonography
versus colonoscopy for investigation of patients with symptoms suggestive of colo-
rectal cancer (SIGGAR): a multicenter randomized trial. Lancet 2013; 381:1194-202.
- Lin O. Virtual colonoscopy: Stamp of approval or word of warning? Lancet
2013;381:1161-3.
Een gerandomiseerde studie die continue versus
intermitterende androgeendeprivatie bestudeerde
bij mannen met nieuw gediagnosticeerde geme-
tastaseerde hormoongevoelige prostaatkanker,
vindt geen statistisch significante verschillen. Wel
suggereren de resultaten dat een 20 procent groter
sterfterisico onder intermitterende therapie niet
kan worden uitgesloten.
Continue androgeendeprivatie werd de standaardtherapie voor
gemetastaseerde hormoongevoelige prostaatkanker. Ondanks
een hoge respons op deze therapie treedt bij de meeste mannen
vroeg of laat therapieresistentie op, resulterend in een mediane
overleving van 2,5 tot 3 jaar. Onderzoek bij proefdieren sugge-
reert dat herstel van de androgenen vooraleer ziekteprogressie
optreedt, voordelig kan zijn. De overlevende stamcellen zouden
in dat geval aanleiding geven tot de ontwikkeling van een andro-
geendependente tumor die mogelijk vatbaar is voor verdere
hormonale manipulatie, met een langere androgeengevoeligheid
als gevolg. Deze vaststellingen leidden tot de vraag of intermit-
terende androgeendeprivatie zinvol zou zijn.
Maha Hussain (University of Michigan, Seattle, VS) en collega's
voerden een klinische studie om het effect te evalueren van
intermitterende androgeendeprivatie op de ziektecontrole en de
levenskwaliteit van mannen met nieuw gediagnosticeerde, geme-
tastaseerde, hormoongevoelige prostaatkanker (n = 3.040). Na
zeven weken behandeling met een LHRH-analoog en een anti-
androgeen werden de mannen bij wie de PSA was gedaald tot
hoogstens 4ng/ml (n = 1.535) at random toegewezen tot conti-
nue of intermitterende androgeendeprivatie. De mediane follow-
up bedroeg 9,8 jaar. De mediane overleving bedroeg 5,8 jaar in
de groep die continu androgeendeprivatie kreeg versus 5,1 jaar in
de groep onder intermitterende therapie (HR voor sterfte onder
intermitterende therapie = 1,10; 90%-BI: 0,99 tot 1,23). Intermitte-
rende therapie ging wel gepaard met een betere erectiele functie
en een betere geestelijke gezondheid (p < 0,001 en p = 0,003
respectievelijk) na drie maanden, maar niet meer nadien. Het aan-
tal hooggradige bijwerkingen was even groot in beide groepen.
De auteursconcluderen uit hun bevindingen dat er een trend is
naar een langere overleving in de groep onder continue andro-
geendeprivatie, maar dat de data het niet mogelijk maken om
statistisch significante conclusies te trekken.
Hussain M, Tangen C, Berry D, et al. Intermittent versus continuous androgen
deprivation in prostate cancer. N Engl J Med 2013;368:1314-25.
Androgeendeprivatie bij prostaatkanker: intermitterend of continu?
Een geactualiseerde versie van het 2011 lung-
cancer risk-prediction
model is gevoeliger dan de
criteria op basis van de National Lung Screening
Trial
(NLST) voor de detectie van longkanker. Dat
schrijven Martin Tammemägi en collega's in het
New England Journal of Medicine.
De NLST gebruikte risicofactoren voor longkanker (onder meer
een rookgedrag met 30 pakjesjaren en < 15 jaar sedert rook-
stop) als selectiecriteria voor longkankerscreening. Het gebruik
van een accuraat model voor screening dat ook bijkomende
risicofactoren incorporeert zou wellicht meer personen identificeren
die longkanker hebben of zullen ontwikkelen.
Martin Tammemägi (Brock University, St. Catharines, Canada) en
collega's ontwikkelden en valideerden vroeger al een longkanker-
risicopredictiemodel voor vroegere en huidige rokers in de con-
trole- en interventiegroepen van de Prostate, Lung, Colorectal, and
Ovarian (PLCO) Cancer Screening Trial
. Voorspellende factoren zijn
onder meer leeftijd, educatiegraad, BMI, familiale voorgeschiedenis
van longkanker, COPD, röntgenfoto van de thorax in de voorbije
drie jaar, en rookgedrag.
De huidige studie van Tammemägi en zijn team was bedoeld om
dit longkankermodel voor vroegere en huidige rokers aan te pas-
sen en te updaten. In het PLCO-model waren de risico's bijvoor-
beeld gebaseerd op een mediane follow-up van 9,2 jaar, wat langer
is dan de follow-up in de NLST-studie. Dat gaf aanleiding tot incor-
recte inschattingen bij toepassing van dit model op NLST-data. In
het nieuwe model werd daar rekening mee gehouden.
Als risico beschouwden ze de kans om longkanker te ontwikkelen
gedurende de zes jaar durende studieperiode.
Ze ontwikkelden het PLCOM2012-model op basis van data af-
komstig van 80.375 personen in de PLCO-controlegroep van
rokers en valideerden het nadien in drie cohorten.
De auteurs kwamen tot de bevinding dat het PLCOM2012-model
het 6-jaars risico op longkanker met een hoge accuraatheid voor-
spelt, en efficiënter is dan de NLST-criteria om personen die in
aanmerking komen voor longkankerscreening te identificeren. De
PLCOM2012-criteria hebben een grotere gevoeligheid (83,0% vs
71,1%; p < 0,001) en positieve predictieve waarde (4,0% vs 3,4%;
p = 0,01) en dat zonder verlies aan specificiteit (62,9% vs 62,7%;
p = 0,54); 41,3 procent minder longkankers werden gemist. Vol-
gens de auteurs is het gebruik van PLCOM2012 ter selectie van
personen voor longkankerscreeningsprogramma's een potentieel
effectieve methode die resulteert in een betere kosteneffectiviteit
van de screening.
Tammemägi M, Katki H, Hocking W, et al. Selection criteria for lung-cancer screening.
N Engl J Med 2013;368:728-36.
Vernieuwde selectiecriteria voor longkankerscreening
Ontvangen: 25/04/2013 ­ Aanvaard: 26/04/2013