![]() Atkin bijkomende argumenten voor de grote accuraatheid van CTC. Als CTC evenwel de standaard zou worden, zijn ook volgens Lin erg concrete richtlijnen nodig inzake verwijzing voor colosco- pie of extra uitwerking. En bijkomende studies zijn nodig om een duidelijker zicht te krijgen op een aantal aspecten waaronder het kostenplaatje en logistiek. matic patients (SIGGAR): a multicenter randimised trial. Lancet 2013;381:1185-93. rectal cancer (SIGGAR): a multicenter randomized trial. Lancet 2013; 381:1194-202. intermitterende androgeendeprivatie bestudeerde bij mannen met nieuw gediagnosticeerde geme- tastaseerde hormoongevoelige prostaatkanker, vindt geen statistisch significante verschillen. Wel suggereren de resultaten dat een 20 procent groter sterfterisico onder intermitterende therapie niet kan worden uitgesloten. gemetastaseerde hormoongevoelige prostaatkanker. Ondanks een hoge respons op deze therapie treedt bij de meeste mannen vroeg of laat therapieresistentie op, resulterend in een mediane overleving van 2,5 tot 3 jaar. Onderzoek bij proefdieren sugge- reert dat herstel van de androgenen vooraleer ziekteprogressie optreedt, voordelig kan zijn. De overlevende stamcellen zouden in dat geval aanleiding geven tot de ontwikkeling van een andro- geendependente tumor die mogelijk vatbaar is voor verdere als gevolg. Deze vaststellingen leidden tot de vraag of intermit- terende androgeendeprivatie zinvol zou zijn. Maha Hussain (University of Michigan, Seattle, VS) en collega's voerden een klinische studie om het effect te evalueren van levenskwaliteit van mannen met nieuw gediagnosticeerde, geme- tastaseerde, hormoongevoelige prostaatkanker (n = 3.040). Na zeven weken behandeling met een LHRH-analoog en een anti- androgeen werden de mannen bij wie de PSA was gedaald tot hoogstens 4ng/ml (n = 1.535) at random toegewezen tot conti- nue of intermitterende androgeendeprivatie. De mediane follow- up bedroeg 9,8 jaar. De mediane overleving bedroeg 5,8 jaar in de groep die continu androgeendeprivatie kreeg versus 5,1 jaar in de groep onder intermitterende therapie (HR voor sterfte onder intermitterende therapie = 1,10; 90%-BI: 0,99 tot 1,23). Intermitte- rende therapie ging wel gepaard met een betere erectiele functie en een betere geestelijke gezondheid (p < 0,001 en p = 0,003 respectievelijk) na drie maanden, maar niet meer nadien. Het aan- tal hooggradige bijwerkingen was even groot in beide groepen. naar een langere overleving in de groep onder continue andro- geendeprivatie, maar dat de data het niet mogelijk maken om statistisch significante conclusies te trekken. deprivation in prostate cancer. N Engl J Med 2013;368:1314-25. cancer risk-prediction model is gevoeliger dan de criteria op basis van de National Lung Screening Trial (NLST) voor de detectie van longkanker. Dat schrijven Martin Tammemägi en collega's in het New England Journal of Medicine. een rookgedrag met 30 pakjesjaren en < 15 jaar sedert rook- stop) als selectiecriteria voor longkankerscreening. Het gebruik van een accuraat model voor screening dat ook bijkomende risicofactoren incorporeert zou wellicht meer personen identificeren die longkanker hebben of zullen ontwikkelen. Martin Tammemägi (Brock University, St. Catharines, Canada) en collega's ontwikkelden en valideerden vroeger al een longkanker- risicopredictiemodel voor vroegere en huidige rokers in de con- trole- en interventiegroepen van de Prostate, Lung, Colorectal, and Ovarian (PLCO) Cancer Screening Trial. Voorspellende factoren zijn onder meer leeftijd, educatiegraad, BMI, familiale voorgeschiedenis van longkanker, COPD, röntgenfoto van de thorax in de voorbije drie jaar, en rookgedrag. De huidige studie van Tammemägi en zijn team was bedoeld om dit longkankermodel voor vroegere en huidige rokers aan te pas- sen en te updaten. In het PLCO-model waren de risico's bijvoor- beeld gebaseerd op een mediane follow-up van 9,2 jaar, wat langer recte inschattingen bij toepassing van dit model op NLST-data. In het nieuwe model werd daar rekening mee gehouden. Als risico beschouwden ze de kans om longkanker te ontwikkelen gedurende de zes jaar durende studieperiode. Ze ontwikkelden het PLCOM2012-model op basis van data af- komstig van 80.375 personen in de PLCO-controlegroep van rokers en valideerden het nadien in drie cohorten. De auteurs kwamen tot de bevinding dat het PLCOM2012-model het 6-jaars risico op longkanker met een hoge accuraatheid voor- spelt, en efficiënter is dan de NLST-criteria om personen die in aanmerking komen voor longkankerscreening te identificeren. De PLCOM2012-criteria hebben een grotere gevoeligheid (83,0% vs 71,1%; p < 0,001) en positieve predictieve waarde (4,0% vs 3,4%; p = 0,01) en dat zonder verlies aan specificiteit (62,9% vs 62,7%; p = 0,54); 41,3 procent minder longkankers werden gemist. Vol- gens de auteurs is het gebruik van PLCOM2012 ter selectie van personen voor longkankerscreeningsprogramma's een potentieel effectieve methode die resulteert in een betere kosteneffectiviteit van de screening. N Engl J Med 2013;368:728-36. |